
Jurisprudentie
AA1506
Datum uitspraak1996-04-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30921
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30921
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 december 1994 betreffende de hem voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aan slag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke aan slag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 44.620,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 43.820,--, onder vermindering van de belasting met investeringsbijdragen ten bedrage van f 245,--.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel 3.1. Bij zijn oordeel dat het geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, is het Hof klaarblijkelijk ervan uitgegaan dat belanghebbende, die blijkens de bestreden uitspraak en de stukken van het geding zonder gemachtigde in persoon ter zitting is verschenen en aldaar geen opgave heeft gedaan van enige door hem gemaakte kosten, geen kosten heeft gemaakt, die ingevolge het Besluit proceskosten fiscale procedures voor vergoeding in aanmerking komen. Mede in aanmerking genomen dat belanghebbende in cassatie - voor welk geding kennelijk wederom geen gemachtigde is ingeschakeld - een kostenvergoeding vraagt, naast de kostenvergoeding voor de procedure voor het Hof, zonder daarbij enige specificatie van voor vergoeding in aanmerking komende kosten te ge ven, kan de klacht dat het Hof ten onrechte heeft beslist dat belanghebbende geen aanspraak heeft op vergoeding van proceskosten, niet tot cassatie lei den. 3.2. Voor het overige kan het middel evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 3 april 1996 vastgesteld door de raadsheer Bellaart, als voorzitter, en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.