
Jurisprudentie
AA1510
Datum uitspraak1995-09-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30371
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30371
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 augustus 1993 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voormelde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Bij beschikking van 4 augustus 1992 heeft de Voorzitter van voormelde Belastingkamer belanghebbende wegens het in gebreke blijven met de betaling van verschuldigde griffierecht binnen de termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 5, lid 5 (tekst vóór 1994), van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het beroep in cassatie Het beroepschrift in cassatie bevat geen klacht tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad is ook ambtshalve niet gebleken van een grond waarop die uitspraak zou behoren te worden vernietigd. Het beroep kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 september 1995 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde, als voorzitter, en de raadsheren C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van f 75,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven. De waarnemend griffier,