Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1512

Datum uitspraak1995-02-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30172
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 maart 1994 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 62.928,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belang hebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uit spraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f 55.963,--. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel aangevoerd. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is als intensive care-verpleegkundige werkzaam bij een universiteit en een kruisvereniging. Zij volgt vanaf 1989 de vierjarige opleiding neo-hypnotherapie bij de Stichting A en de B-school in België. In verband met deze opleiding zijn door belanghebbende in het onderhavige jaar kosten gemaakt tot een bedrag van f 8.149,50. 3.2. Het Hof heeft de kosten van de opleiding aangemerkt als op belanghebbende drukkende uitgaven ter zake van een opleiding of studie voor een beroep in de zin van artikel 46 van de Wet op de inkomsten belasting 1964. Het middel komt hiertegen op met een betoog dat er op neerkomt dat de gevolgde opleiding een zo algemeen karakter heeft en zozeer is gericht op verbetering van de persoonlijke uitrusting van belanghebbende, welke haar ook los van haar werkzaam heden voordeel oplevert, dat de aan het volgen van de opleiding verbonden kosten niet als buitengewone lasten in aanmerking kunnen komen. Het middel faalt. In 's Hofs oordeel dat de door belanghebbende gevolg de opleiding een beroepsopleiding is, die erop is gericht dat degenen die de opleiding met succes heb ben voltooid zich als zelfstandig therapeut kunnen vestigen, ligt besloten dat van een opleiding met het door de Inspecteur gestelde karakter geen sprake is. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechts opvatting en kan voor het overige als van feitelijke aard en geen nadere motivering behoevende in cassatie niet met vrucht worden bestreden. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 15 februari 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroep een recht geheven van f 300,--.