
Jurisprudentie
AA1513
Datum uitspraak1995-02-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30076
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30076
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 november 1993 betreffende de hem voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 74.745,--. Belanghebbende is door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen voormelde aanslag. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd, belang hebbende ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en de aanslag gehandhaafd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Voor zijn oordeel dat de verbouwingswerkzaamheden niet ertoe hebben gestrekt om de bovenwoning zoals die bestond bij de aanvang van de verbouwing in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op te heffen heeft het Hof redengevend geoordeeld dat de bovenwoning oorspronkelijk een eengezinswoning was waarvan twee verdiepingen niet of nauwelijks en slechts zeer primitief bewoonbaar waren door meerdere personen - in het laatste ligt besloten dat het Hof ervan is uitgegaan dat de bovenwoning bij de aanvang van de verbouwing als een voor bewoning geschikt pand gold -, door de ingrijpende verbouwing geschikt is gemaakt om te dienen voor afzonderlijke verhuur aan vijf bewoners, verdeeld over drie verdiepingen. Voormeld oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde redengeving berusten op de aan het Hof voorbehouden keuze en waardering van de bewijsmiddelen en kunnen als van feitelijke aard en geen nadere motivering behoevende in cassatie niet met vrucht worden bestreden. 3.2. Aan voormeld oordeel heeft het Hof de juiste gevolgtrekking verbonden dat de aan de werkzaamheden verbonden kosten niet, ook niet voor een gedeelte, voor aftrek in aanmerking komen. De klachten onder 1 en 3 falen derhalve. 3.3. Gelezen in samenhang met 5.1 heeft het Hof in 5.4 van zijn uitspraak met het pand kennelijk het oog op de parterre onderscheidenlijk de bovenwoning. Hierop stuit de klacht onder 2 af. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 februari 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, en op die datum in het openbaar uitgesproken.