Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1619

Datum uitspraak1995-07-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30266
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 april 1994 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.993,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat tot belanghebbendes aftrekbare kosten niet kunnen worden gerekend uitgaven die belanghebbende deed om vrijwilligerswerk te verrichten in het kader van de vakbond C en in het kader van organisaties die zich inzetten voor verbetering van de arbeidspositie van ouderen, nu dat vrijwilligerswerk geen bron van inkomen is. Dit oordeel geeft in zijn algemeenheid in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 7 december 1983, nr. 22071, BNB 1984/35, naar welk arrest belanghebbende ook in zijn beroepschrift in cassatie verwijst, blijk van een te beperkte opvatting omtrent het begrip aftrekbare kosten. Voor de aftrekbaarheid van kosten door een werknemer of uitkeringsgerechtigde gemaakt als bestuurslid of vertegenwoordiger van een vakbond geldt niet als vereiste dat de als zodanig verrichte werkzaamheden betaalde werkzaamheden moeten zijn. In zoverre zijn belanghebbendes klachten gegrond. Tot cassatie kan zulks evenwel niet leiden. 3.2. De tot de gedingstukken behorende brief van de vakbond C van 6 oktober 1993 laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende de in 3.1 bedoelde vrijwilligerswerkzaamheden niet als bestuurslid of als vertegenwoordiger van die vakbond heeft verricht. Zulks brengt mee dat nu de kosten voor die vrijwilligerswerkzaamheden ook niet op een lijn staan met de voor een werknemer of uitkeringsgerechtigde aftrekbare vakbondskosten, het Hof zich derhalve uiteindelijk terecht heeft afgevraagd of die vrijwilligerswerkzaamheden een bron van inkomen vormden. 's Hofs ontkennende beantwoording van die vraag is in cassatie niet bestreden. 3.3. De klachten falen voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, in raadkamer van 12 juli 1995 en in het openbaar uitgesproken.