
Jurisprudentie
AA1796
Datum uitspraak1996-12-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31353
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31353
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 31 mei 1995 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 16 juli 1992 tot en met 30 juni 1993, ten bedrage van ƒ 1.097,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 548,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en dit besluit heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr E.J. Pot, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Belanghebbendes klacht volgens welke het Hof zonder hem daarin te kennen schriftelijk uitspraak heeft gedaan, kan niet tot cassatie leiden, nu tegen de beslissing om al dan niet mondeling uitspraak te doen geen rechtsmiddel openstaat. 3.2. Anders dan de desbetreffende klacht veronderstelt, staat het een belastingplichtige niet vrij tijdens de door artikel 17, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken voorgeschreven openbare uitspraak het woord te voeren, zodat deze klacht evenmin tot cassatie kan leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 18 december 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van der Putt- Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de raadsheer Bellaart.