Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1835

Datum uitspraak1992-05-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers27970
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 januari 1991 betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof. Aan belanghebbende is voor het jaar 1987 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 26.964,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. 2. Geding in cassatie. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van de klachten. Het oordeel van het Hof dat belanghebbende niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat de in aftrek te brengen uitgaven voor levensonderhoud van verwanten hoger is dan ƒ 2.600,--, kan als berustende op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en geen nadere motivering behoevende, in cassatie niet met vrucht worden bestreden. De klachten falen derhalve. 4. Beslissing. De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Mijnssen en Urlings, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer van 27 mei 1992.