
Jurisprudentie
AA1859
Datum uitspraak1996-01-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30676
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30676
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 juli 1994 betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de toeristenbelasting strandstoelen en/of strandbedden voor het jaar 1991.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 als degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot het houden van verblijf binnen de gemeente Zandvoort bij strandpaviljoen 8, een aanslag in voormelde belasting opgelegd ten bedrage van ƒ 3.348,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Burgemeester en Wethouders hebben een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 3 januari 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.