
Jurisprudentie
AA2094
Datum uitspraak1997-02-26
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31650
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31650
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 oktober 1995 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 51.667,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was in 1990 als beroepsvoetballer in dienstbetrekking werkzaam. Hij bezocht als toeschouwer voetbalwedstrijden van andere profclubs teneinde de speelwijze van toekomstige tegenstanders te bestuderen. Het bezoek aan deze wedstrijden kon bijdragen aan een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van belanghebbende. De hiermee gemoeide reis- en verblijfkosten bedroegen ƒ 1.300,--. 3.2 Het bezoeken van voetbalwedstrijden door een beroepsvoetballer met het doel waarvan hier sprake was dient op één lijn te worden gesteld met het deelnemen aan een excursie of studiereis in de zin van artikel 36, lid 1, aanhef en letter j, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dat is niet anders indien dat bezoeken - zoals hier volgens het middel het geval was - ingevolge een rechtstreekse opdracht van de werkgever plaatsvindt, nu ook dan immers geen sprake is van rechtstreekse taakvervulling als bijvoorbeeld bij een trainer of talentscout. Het van een andere opvatting uitgaande middel faalt derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 26 februari 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.