
Jurisprudentie
AA2176
Datum uitspraak1997-06-11
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31412
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31412
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 juni 1995 betreffende na te melden aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in het rioolrecht van de gemeente Leeuwarden.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in het rioolrecht van de gemeente Leeuwarden ten bedrage van ƒ 89,-- opgelegd terzake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders gehandhaafd. Belanghebbende is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak, alsmede de aanslag, vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Burgemeester en Wethouders hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De Verordening In de gemeente Leeuwarden gold in het onderhavige jaar de Verordening rioolrechten Leeuwarden 1987 (hierna: de Verordening) waarvan de bepalingen - voor zover hier van belang - luiden: Artikel 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt: a. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; Artikel 2. 1. Onder de naam "rioolrechten" worden geheven: a. een recht van degene, die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en b. (...).
4. Beoordeling van het middel 4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is eigenaar van een perceel dat niet direct is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het van het perceel afkomstige hemelwater wordt geloosd op een aan belanghebbende in eigendom toebehorende sloot, welke afwatert op het b-water dat in eigendom en onderhoud is bij een waterschap. Dit b-water staat in open verbinding met het bij de gemeente in eigendom en onderhoud zijnde openbare c- water. Voor de toepassing van de Verordening behoort het c-water tot de gemeentelijke riolering. 4.2. Het middel bestrijdt het oordeel van het Hof dat onder vorenomschreven omstandigheden niet kan worden gezegd dat het eigendom van belanghebbende indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 4.3. Het middel faalt. Een indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering in de zin van artikel 2, lid 1, letter a, van de Verordening is slechts aanwezig ingeval wordt geloosd via een directe aansluiting van een ander eigendom op de gemeentelijke riolering. Daarvan is geen sprake ingeval - zoals hier - wordt geloosd op een sloot die al dan niet via andere sloten deel uitmaakt van een slotenstelsel waartoe onder andere ook het - als riolering aangemerkte - gemeentewater behoort.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 11 juni 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Door de Griffier van de Hoge Raad wordt aan de gemeente Leeuwarden terugbetaald een bedrag van ƒ 75,--. Dit is het bedrag waarmee het bij het Hof ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak gestorte bedrag van ƒ 150,-- het voor de Hoge Raad verschuldigde griffierecht van ƒ 75,-- overtreft.