
Jurisprudentie
AA2199
Datum uitspraak1997-06-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32250
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32250
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 april 1996 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1992 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 65.357,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 64.165,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft geen vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende lijdt aan reuma en is daardoor aangewezen op een rolstoel, waarin hij zich ook in huis moet verplaatsen. Door de woningbouwvereniging is een aangepaste woning ter beschikking gesteld. De aanpassingen bestaan in een vergrote oppervlakte, extra brede binnendeuren zonder drempels en extra brede buitendeuren. Belanghebbende heeft voor de verwarming van zijn woning in het onderhavige jaar 4.600 m3 gas gebruikt. Een gedeelte daarvan groot 2.600 m3 heeft hij aangemerkt als veroorzaakt door de vermelde aanpassingen. Voor de kosten van dit gedeelte heeft hij aftrek als buitengewone last gevraagd. 3.2 Het Hof heeft aannemelijk geacht dat de extra verwarmingskosten zijn opgeroepen door warmteverliezen als gevolg van de aanpassingen in de woning van belanghebbende. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat hoewel deze extra verwarmingskosten geen betrekking hebben op het tot stand brengen van de aanpassingen in de woning, zij zozeer door die, door het Hof als hulpmiddelen aangemerkte, aanpassingen zijn opgeroepen dat zij als regelmatig terugkerende uitgaven voor hulpmiddelen dienen te worden beschouwd. Tegen dit oordeel keert zich het middel. 3.3 De extra verwarmingskosten kunnen niet worden aangemerkt als uitgaven voor de aanpassingen van de woning en bovendien kunnen die aanpassingen niet worden aangemerkt als hulpmiddelen in de zin van artikel 46, lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De extra verwarmingskosten zijn dus geen uitgaven voor hulpmiddelen in voormelde zin. Het middel is terecht voorgesteld. 's Hof uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak van de Inspecteur moet worden bevestigd.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; - bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 18 juni 1997 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.