Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2229

Datum uitspraak1997-08-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32655
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X, handelende onder de naam A, te Z tegen de uitspraak van het Ge rechtshof te Arnhem van 15 augustus 1996 op het ver zet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende de aan belanghebbende over de periode 1989 tot en met 1992 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voormelde naheffingsaanslag opgelegd. De Inspecteur heeft uitspraak gedaan op het door belanghebbende tegen deze aanslag gemaakte bezwaar. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof. Bij beschikking van 7 februari 1996 heeft de Voorzitter van voormelde Belastingkamer belanghebbende wegens het in gebreke blijven met de betaling van het verschuldigde griffierecht binnen de termijn van acht weken als bedoeld in artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belasting zaken niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Vervolgens heeft het Hof bij zijn voormelde uitspraak het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. 3. Beoordeling van het beroep in cassatie Het voor het Hof verschuldigd geworden griffie recht moest uiterlijk op 7 december 1995 zijn betaald, terwijl het recht op 11 december 1995 op de girorekening van het Hof is bijgeschreven. Het Hof heeft belanghebbendes argument dat door voor de betaling van het griffierecht gebruik te maken van girotel de mogelijkheid bestaat een verkeerd doch bestaand gironummer in te toetsen, verworpen op de grond dat belanghebbende niet van het hem toegezonden acceptgiroformulier gebruik heeft gemaakt en een onjuist gironummer heeft ingevuld, en dat deze omstandigheid aan belanghebbende moet worden toegerekend. Het Hof heeft, hiervan uitgaande en uitgaande van zijn vaststelling dat het griffierecht bij het Hof niet is betaald binnen de termijn van acht weken als bedoeld in artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, terecht geoordeeld dat het griffierecht niet is gestort zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, en derhalve terecht het verzet ongegrond verklaard. Het beroep kan derhalve niet tot cassatie lei den. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 22 augustus 1997 vastgesteld door de raadsheer Van der Putt-Lauwers als voorzit ter, en de raadsheren Van Brunschot en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.