Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2298

Datum uitspraak1998-09-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33750
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 juli 1997 betreffende de na te melden aanslag in het recht van schenking. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Terzake van een schenking door belanghebbende aan A is een aanslag in het recht van schenking opgelegd naar een verkrijging van f 286.000,--. De Inspecteur heeft het daartegen ingediende bezwaarschrift niet- ontvankelijk verklaard en de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een verkrijging van f 276.000,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van de klachten 3.1. Voorzover aan belanghebbendes klachten ten grondslag ligt dat het Hof zou hebben geoordeeld dat de onderwerpelijke aanslag is opgelegd aan X, berusten zij op een verkeerde lezing van 's Hofs uitspraak en falen zij derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof heeft - in afwijking van de mondelinge uitspraak - geoordeeld dat de aanslag is opgelegd aan A. 3.2. In 's Hofs uitspraak ligt besloten het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat tegen de onderwerpelijke aanslag binnen de daarvoor gestelde termijn een bezwaarschrift is ingediend, alsmede het oordeel dat zich met betrekking tot het na afloop van de bezwaartermijn ingediende bezwaarschrift niet een geval voordoet als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze oordelen, die geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting, zijn in cassatie niet bestreden, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Dat brengt mede dat de voor het Hof bestreden uitspraak van de Inspecteur, waarbij het na afloop van de bezwaartermijn tegen de aanslag ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard, juist is. 3.3. De Hoge Raad gaat - omwille van de proceseconomie - voorbij aan de bij de vervanging van de mondelinge uitspraak door de schriftelijke uitspraak aangebrachte wijziging. Het cassatieberoep wordt verworpen, omdat belanghebbendes klachten uiteindelijk niet kunnen leiden tot vernietiging of vermindering van de aanslag. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 30 september 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Fleers en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.