Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2307

Datum uitspraak1998-10-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33692
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 augustus 1997 betreffende de hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 95.467,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie dient veronderstellenderwijs te worden uitgegaan van de juistheid van belanghebbendes stelling dat hij in verband met zijn invaliditeit is aangewezen op vervoer per auto. 3.2. Anders dan het Hof heeft geoordeeld is dan met betrekking tot belanghebbendes autokosten sprake van noodzakelijke en als rechtstreeks gevolg van zijn invaliteit gemaakte autokosten. Het middel is in zoverre gegrond en behoeft voor het overige geen behandeling. 3.3 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek naar de door het Hof in het midden gelaten vraag of belanghebbende in verband met zijn invaliditeit is aangewezen op vervoer per auto en of, en zo ja in hoeverre, belanghebbendes autokosten te boven gaan het bedrag aan autokosten dat voor belastingplichtigen die wat betreft inkomen, vermogen en gezinssituatie met belanghebbende vergelijkbaar zijn en niet invalide zijn, in het onderhavige jaar nog een normale inkomensbesteding vormt. Daarbij verdient in verband met de door partijen te deze betrokken stellingen nog opmerking, dat bij de beantwoording van die vraag niet van belang is welk bedrag aan autokosten belanghebbende maakte toen hij nog niet invalide was, en evenmin, of belanghebbende in het onderhavige jaar, ook als hij niet invalide zou zijn geweest, voor het woon-werkverkeer per auto zou hebben gereisd. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De vraag of in verband met de behandeling van het geding voor het Hof aan belanghebbende een vergoeding voor proceskosten dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof moeten worden beoordeeld. 5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof; - verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest; en - gelast dat door de Staatssecretaris van Financiƫn aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--. Dit arrest is op 7 oktober 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Dekker-Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.