Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2328

Datum uitspraak1998-07-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33555
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 juni 1997 betreffende na te melden hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 8 oktober 1995 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Harderwijk opgelegd ten bedrage van f 65,50, bestaande uit f 0,50 aan enkelvoudige belasting en f 65,-- aan kosten terzake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk (hierna: B en W) gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de B en W in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. B en W hebben een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van het beroep Het Hof heeft, na - in cassatie onbestreden - te hebben geoordeeld dat het beroep van belanghebbende inzake de naheffingsaanslag ongegrond is, geen termen aanwezig geoordeeld voor een veroordeling in de proceskosten. Laatstvermeld oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering, zodat belanghebbendes beroep niet tot cassatie van 's Hofs uitspraak kan leiden. De wet kent niet de mogelijkheid dat de Hoge Raad in verband met nader gebleken omstandigheden op verzoek alsnog een partij veroordeelt in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het beroep bij het gerechtshof redelijkerwijs heeft moeten maken. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Griffierecht Nu belanghebbende uitsluitend tot het instellen van beroep in cassatie is gekomen door de in de omstandigheden van het geval onredelijk te oordelen weigering van B en W om belanghebbende, hoewel diens bezwaar tegen de naheffingsaanslag door hen uiteindelijk is gehonoreerd, de kosten te vergoeden die hij in verband met de behandeling van het beroep bij het gerechtshof redelijkerwijs heeft moeten maken, ziet de Hoge Raad aanleiding om B en W te gelasten aan belanghebbende het voor de behandeling van het beroep in cassatie gestorte recht ad f 90,-- te vergoeden. 6. Beslissing De Hoge Raad: - verwerpt het beroep; en - gelast dat door B en W aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--. Dit arrest is op 1 juli 1998 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Fleers, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.