Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2348

Datum uitspraak1998-07-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33645
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 augustus 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1992 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 49.678,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 49.025,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is altvioliste. Bij de aangifte over het onderhavige jaar heeft zij een bedrag van f 653,-- terzake van behandelingen door een fysiotherapeut als aftrekbare kosten aangemerkt. De huisarts en de fysiotherapeut van belanghebbende hebben verklaard dat de noodzaak van de fysiotherapeutische behandelingen uitsluitend voortvloeit uit haar beroep van musicus, dat de gevolgen van haar werk als altvioliste het onvermijdelijk maken dat zij regelmatig wordt behandeld en dat deze behandelingen bovendien ertoe dienen om het voor haar mogelijk te maken dit werk voort te zetten. De Inspecteur heeft voormeld bedrag van f 653,-- niet in aftrek aanvaard, doch het Hof heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Het middel bestrijdt 's Hofs uitspraak met een rechtsklacht. 3.2. Het Hof heeft gelet op de overgelegde verklaring van de huisarts en de fysiotherapeut van belanghebbende aannemelijk geacht dat zich hier de situatie voordoet dat de kosten van de behandelingen door de fysiotherapeut uitsluitend zijn gemaakt voor de vervulling van de dienstbetrekking en dat uitsluitend het beroep van belanghebbende als altvioliste haar noopte tot het maken van die kosten. Op die grond heeft het Hof die kosten aangemerkt als aftrekbare kosten. 3.3. Tegen dit oordeel keert zich terecht het middel. Kosten van fysiotherapie hebben een zodanig persoonlijk karakter dat zij niet als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kunnen worden aangemerkt. Dit is niet anders indien tot het maken van deze kosten is besloten uitsluitend met het oog op een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en - bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. Dit arrest is op 8 juli 1998 vastgesteld door de vice- president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.