Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2416

Datum uitspraak1998-02-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32763
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 oktober 1996 betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 58.336,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie gaat het, evenals voor het Hof, om de vraag of de extra-uitgaven die belanghebbende heeft gedaan voor een glutenvrij dieet dat zijn beide kinderen op medisch voorschrift hebben gehouden in verband met de ziekte coeliakie, in aanmerking komen voor aftrek als buitengewone lasten. Het Hof heeft die vraag, met de Inspecteur, ontkennend beantwoord op grond van zijn oordeel dat, nu dit dieet niet staat vermeld in artikel 11, eerste lid, letter a en b, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990, de wettelijke regeling geen ruimte geeft een aftrek ter zake van het dieet toe te passen. 3.2. Belanghebbende betoogt in cassatie onder meer dat de wettelijke regeling die ruimte wel biedt, omdat coeliakie, anders dan hij voor het Hof had aangevoerd, een ziekte van het maagdarmkanaal is. Inderdaad vermeldt letter b van de onder 3.1 genoemde bepaling: "ziekte van de maag of het darmkanaal". Voor aftrek is echter vereist dat niet alleen de ziekte in verband waarmee het dieet gehouden wordt, in letter a of b van die bepaling voorkomt, maar ook het type dieet. Het onderhavige dieet wordt daar evenwel, zoals het Hof met juistheid heeft geoordeeld, niet vermeld. Deze klacht faalt. 3.3. Ook de klacht dat het Hof ten onrechte is voorbijgegaan aan belanghebbendes verzoek een medisch specialist te horen teneinde meer inzicht te krijgen in de aard van de ziekte, faalt. Zoals volgt uit het onder 3.2 overwogene, had dat immers niet tot een andere beslissing kunnen leiden. 3.4. Het Hof heeft belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen op grond van zijn oordeel dat belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat in een meerderheid van de met belanghebbendes situatie vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing door deze Inspecteur achterwege is gebleven. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd in het licht van de stukken van het geding, waaruit blijkt dat belanghebbendes beroep uitsluitend is gegrond op het feit dat een inspecteur in een ander ambtsgebied in een vergelijkbaar geval aftrek heeft toegestaan. 3.5. Nu alle klachten falen, moet het beroep worden verworpen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 4 februari 1998 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.