
Jurisprudentie
AA2438
Datum uitspraak1998-02-11
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33052
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers33052
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 januari 1997 betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f. 174.235,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was tot 31 december 1994 in dienst van de gemeente Q. Hem is met ingang van die datum eervol ontslag verleend. Bij op 6 december 1994 aan belanghebbende kenbaar gemaakt besluit hebben Burgemeester en Wethouders van die gemeente belanghebbende een gratificatie van f. 6.040,-- toegekend "in verband met uw 25-jarig overheidsjubileum op 25 januari 1995". Belanghebbendes totale diensttijd bij de overheid bedroeg per 31 december 1994 24 jaar, 11 maanden en 30 dagen. 3.2. Belanghebbende klaagt dat het Hof artikel 11, lid 1, letter p van de Wet op de loonbelasting 1964 in de voor het jaar 1994 geldende tekst (hierna: de Wet) onjuist heeft uitgelegd. De klachten falen. 's Hofs oordeel dat de gratificatie niet is toegekend na het bereiken van een diensttijd van tenminste 25 jaar, zodat het bepaalde in artikel 11, lid 1, aanhef en letter p, van de Wet toepassing mist, is juist.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 11 februari 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de raadsheer Zuurmond.