Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2838

Datum uitspraak1999-07-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers34499
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 juni 1998 betreffende na te melden van hem over het jaar 1996 geheven ingezetenenomslag van het Hoogheemraadschap van Delfland. 1. Heffing, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is aan ingezetenenomslag van het Hoogheemraadschap van Delfland over het jaar 1996 een bedrag geheven van f 37,--, welke heffing, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling Belastingen is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Bij brief van de Griffier van de Hoge Raad van 15 april 1999 zijn inlichtingen gevraagd aan de Secretaris van het Hoogheemraadschap van Delfland betreffende de bekendmaking van het besluit van de verenigde vergadering van Delfland van 23 november 1995 tot wijziging van de Verordening omslagheffing Delfland 1995. Deze heeft bij brief van 23 april 1999 geantwoord. 3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie 4.1. Het bestreden bedrag is, bij kennisgeving gedagtekend 25 januari 1996, geheven op grond van de Verordening omslagheffing Delfland 1995 (hierna: de Verordening), zoals gewijzigd bij het onder 2 genoemde besluit (hierna: het Wijzigingsbesluit). 4.2. Aangezien het Wijzigingsbesluit een verordening is in de zin van artikel 73 van de Waterschapswet is voor de verbindendheid daarvan bekendmaking vereist. Uit de stukken van het geding, waaronder de briefwisseling met de Secretaris van het Hoogheemraadschap van Delfland, moet worden afgeleid dat bekendmaking op de door dat artikel voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden op 1 februari 1996. 4.3. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat op het tijdstip waarop het bestreden bedrag werd geheven, het Wijzigingsbesluit nog niet was bekendgemaakt in de zin van artikel 73 van de Waterschapswet, en ingevolge het eerste lid van dat artikel nog niet verbindend was. Dat Wijzigingsbesluit houdt, voorzover van belang, een wijziging in van artikel 14 van de Verordening, dat de tarieven van de ingezetenenomslag bevat. Dat ten tijde van de heffing waarover het hier gaat het Wijzigingsbesluit nog niet verbindend was, brengt derhalve mee dat in dit geval de oorspronkelijke tarieven dienen te worden toegepast. Die tarieven zijn: voor de waterkeringszorg f 14,64 en voor het waterkwantiteitsbeheer f 21,--, hetgeen leidt tot een heffing ten bedrage van f 35,--. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. 5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 6. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van het Hoofd, - vermindert de heffing tot een bedrag van f 35,--, en - gelast dat door het Hoofd aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van f 40,--, derhalve in totaal f 130,--. Dit arrest is op 27 juli 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken