Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2867

Datum uitspraak1999-09-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers34817
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 september 1998 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 1993 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 29 januari 1999, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, gewezen op de verschuldigdheid van het ingevolge artikel 5, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken geheven griffierecht en heeft hem in de gelegenheid gesteld het te dezen verschuldigde bedrag te betalen binnen de in lid 5 van artikel 5 voorziene termijn van acht weken. Belanghebbende is evenwel in gebreke gebleven het verschuldigde bedrag te betalen. Het beroep is mitsdien ingevolge artikel 5, lid 5, niet ontvankelijk. 2. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwe-zig voor een veroorde-ling in de proces-kosten als bedoeld in arti-kel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belas-tingzaken. 3.Beslissing De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep in cassatie. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzit-ter, en de raads-heren Beukenhorst en Monné, in tegen-woordig-heid van de waar-ne-mend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.