Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2876

Datum uitspraak1999-09-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers35010
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z (volgens het beroepschrift als gemachtigde van Y te Z) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 november 1998 betreffende de aan genoemde Y voor het jaar 1995 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Bij aangetekende brief van 4 februari 1999 heeft de Griffier van de Hoge Raad genoemde Haddad verzocht binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging over te leggen. Deze is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. 2.Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 3.Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.