Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2880

Datum uitspraak1999-09-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers35096
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gezien op het beroep in cassatie van X te Z (volgens het beroepschrift als gemachtigde van Y te Z) tegen de uit-spraak van het Gerechts-hof te Amsterdam van 18 december 1998 betreffen-de de aan genoemde Y voor het jaar 1995 opgelegde aan-slag in de inkomsten-be-lasting/ premie volksverzekeringen. 1.Beoordeling van de ontvankelijk-heid van het beroep in cassatie Bij aangetekende brief van 4 maart 1999 heeft de Griffier van de Hoge Raad genoemde Haddad verzocht binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging over te leggen. Deze is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. 2.Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwe-zig voor een veroorde-ling in de proces-kosten als bedoeld in arti-kel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belas-tingzaken. 3.Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ont-vankelijk. Dit arrest is op 22 september 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzit-ter, en de raads-heren Beukenhorst en Monné, in tegen-woordig-heid van de waar-ne-mend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.