
Jurisprudentie
AA3015
Datum uitspraak1995-07-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30653
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30653
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 augustus 1994 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 43.281,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat het criterium dat is opgenomen in rechtsoverweging 3.5 van het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 1993, gepubliceerd in BNB 1993/98 - verwezen zij ook naar blz. 45 van de BNB Lijst van verbeteringen en aanvullingen - alleen van toepassing is in een situatie waarin een werknemer een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt (Hoge Raad 25 januari 1995, nr. 30.228, BNB 1995/78). Het middel onder primair faalt derhalve. 3.2. Voor zover belanghebbende in het middel onder subsidiair aanvoert dat hij in 1991 is verhuisd in verband met zijn overplaatsing in 1989 kan op dat feit geen acht worden geslagen, nu uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet blijkt dat daarop ook reeds voor het Hof een beroep is gedaan, en beoordeling van dat beroep een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie geen plaats meer is.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer Wildeboer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, in raadkamer van 12 juli 1995 en op 24 juli 1995 in het openbaar uitgesproken.