Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA3063

Datum uitspraak1995-03-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30199
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tot veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding betreffende de haar over het jaar 1986 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting. 1. Beoordeling van het verzoek De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, en gezien het Besluit fiscale procedures, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. Met betrekking tot de kosten van het geding voor het Hof geldt, nu dat geding vóór 1 januari 1994 is beëindigd met het doen van de mondelinge uitspraak op 8 december 1993, dat voor een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in die kosten in het geding in cassatie geen plaats is (HR 2 maart 1994, BNB 1994/153). 2. Beslissing De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 1.420,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, De Moor, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lau-wers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer van 8 maart 1995.