
Jurisprudentie
AA3100
Datum uitspraak1995-10-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30598
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers30598
Statusgepubliceerd
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 december 1993 betreffende na te melden naheffings- aanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-AA een naheffingsaanslag in de motor- rijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijd- vak 1 oktober 1990 tot en met 30 september 1991, ten bedrage van ƒ 6.389,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 6.389,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daarte- gen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak en dit besluit heeft beves- tigd.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak be- roep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij ver- toogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechts- vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten Gelet op hetgeen de Staatssecretaris in zijn vertoogschrift heeft aangevoerd, te weten dat hij de Inspecteur heeft verzocht de naheffingsaanslag te verminderen tot een aanslag berekend naar een kwart van de jaarbelasting, vooralsnog met een verhoging van 100%, acht de Hoge Raad termen aanwezig voor een teruggave van het in cassatie verschuldigd geworden griffierecht, alsmede voor een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, zoals hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belangheb- bende wordt vergoed het ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--, en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebben- de, vastgesteld op ƒ 1.420,-- voor beroepsmatig ver- leende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 18 oktober 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.