Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA3988

Datum uitspraak1999-05-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 98/638
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG Enkelvoudige Kamer voor Bestuursgeschillen Reg.nr.: Awb 98/638 Uitspraak inzake : het College van burgemeester en wethouders der gemeente NoordBeveland te Wissenkerke (gemeente Noord-Beveland), eiser, tegen het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder (uitvoeringsinstelling: GAK Amsterdam). 1. Feiten en procesverloop. Bij besluit van 18 november 1997 heeft verweerder bepaald dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting om tijdig loonopgave over het jaar 1996 te doen. Verweerder heeft in datzelfde besluit de verschuldigde premie ambtshalve vastgesteld, het niet tijdig inzenden van bedoelde gegevens als verzuim geregistreerd en de op te leggen boete kwijtgescholden tot 25% van de vastgestelde premie. Bij besluiten van 18 november 1997, respectievelijk 17 december 1997 heeft verweerder aan eiser administratieve boetes opgelegd ter hoogte van 25, respectievelijk 50% van de door verweerder vastgestelde premie over het jaar 1996. Eisers bezwaren daartegen zijn bij besluit van 7 oktober 1998 ongegrond verklaard. Van dit besluit is eiser bij de rechtbank in beroep gekomen. Het geschil is behandeld ter zitting van 6 mei 1999. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.L. van de Velde. Verweerder is niet verschenen. 2. Gronden. Eiser betwist, met een beroep op artikel 5 van het Mandaatsbesluit, subsidiair artikel 10:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de bevoegdheid van het GAK tot het nemen van het bestreden besluit en is voorts van mening dat het mandaatsbesluit nietig is, omdat dat door verweerders rechtsvoorganger is genomen en het naar de mening van eiser niet kan zijn geconverteerd tot een mandaatsbesluit van verweerder. Volgens eiser had verweerder een nieuw mandaatsbesluit moeten nemen. Ook heeft eiser nog aangevoerd dat het mandaatsbesluit vanwege vaagheden in de terminologie niet in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige geschil zich uitsluitend beperkt tot het antwoord op de vraag of de beslissing op bezwaar bevoegdelijk is genomen. Vaststaat dat eiser zich met de inhoud van beslissing op bezwaar geheel kan verenigen. Gelet op die omstandigheid en gezien het feit dat blijkens de inhoud van het verweerschrift er voor verweerder geen aanleiding is om zich niet met de in geding zijnde besluitvorming te verenigen, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor opgeworpen vraag in dit geval geen beantwoording behoeft. Het beroep van eiser moet dan ook ongegrond worden verklaard. 3. Uitspraak. De Arrondissementsrechtbank te Middelburg, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 1999 door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol-Enklaar, griffier. Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.