
Jurisprudentie
AA4138
Datum uitspraak1999-05-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersAWB 99/764 VV
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersAWB 99/764 VV
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT
sector bestuursrecht
nr. AWB 99/764 VV
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de president van de rechtbank te Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
A te B,
verzoeker,
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft betrekking op het besluit van verweerder van 12 april 1999 waarbij het rijbewijs van verzoeker ongeldig is verklaard.
1.2 Het verzoek is op 12 mei 1999 in een openbare zitting behandeld alwaar verzoeker in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich - met kennisgeving - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. BESLISSING
Aan het slot van de behandeling van het verzoek heeft de president:
2.1 het besluit van verweerder van 12 april 1999 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het besluit op het daartegen ingediende bezwaarschrift.
2.2 bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht ad f 225,- wordt vergoed;
2.3 de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) aangewezen als de rechtspersoon het onder 2.2 vermelde bedrag dient te vergoeden.
3. GRONDEN
3.1 Verweerder heeft het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard wegens niet verlenen van de vereiste medewerking aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA).
3.2 Niet in geschil is dat verzoeker aan deze Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer door verweerder opgelegd heeft te voldoen.
3.3 Verzoeker stelt de oproeping om deel te nemen aan de EMA die op 17 februari 1999 zou starten, niet te hebben ontvangen. Deze oproeping is volgens verweerder door de cursusinstantie, het Centrum Maliebaan te Utrecht, per aangetekende post aan verzoeker toegezonden.
3.4 Bij de namens verweerder toegezonden stukken is echter geen bewijs voor aangetekende verzending casu qua een bewijs van ontvangst door verzoeker van dit schrijven aangetroffen. Nu verweerder zich ter zitting niet heeft laten vertegenwoordigen, is niet duidelijk geworden waarop verweerder zijn stelling met betrekking tot verzending en ontvangst baseert.
3.5 Aangezien derhalve niet is komen vast te staan dat verzoeker niet de vereiste medewerking aan de EMA heeft verleend, komt het besluit van verweerder in aanmerking om te worden geschorst.
De mondeling uitspraak is gewezen door mr D.A.C. Slump, fungerend president,
op 12 mei 1999.
Aldus opgemaakt door de griffier.
De griffier: De president:
A.C. van Manen mr D.A.C Slump
Afschrift verzonden aan partijen op:
AWB 99/764 VV