Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4215

Datum uitspraak1999-10-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers981201
Statusgepubliceerd


Uitspraak

nw Gerechtshof Arnhem achtste enkelvoudige belastingkamer nr. 98/1201 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 4 februari 1998 op bezwaar soort beschikking : beschikking ingevolge de Wet WOZ, besch.nr. *0000 tijdvak : van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 mondelinge behandeling : op 15 oktober 1999 te Arnhem door mr. Kooijmans, raadsheer, in tegen-woordigheid van Wagener als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede, namens de ambtenaar, *A, juridisch adviseur, *B, taxateur, en twee (oud-) WOZ-medewerkers bij de gemeente gronden: 1. Ingevolge het bepaalde in lid 4 van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) in verbinding met lid 3 aanhef en onderdeel a van de Wet kon de ambtenaar volstaan met de bekendmaking van de onderhavige beschikking aan belanghebbende. Bij meer dan één genothebbende krachtens eigendom als waarvan in dit geval sprake is laat de Wet de ambtenaar de keuze aan wie hij de bekendmaking richt. Een tweede bekendmaking door toezending van een op naam van belang-heb-ben-des echtgenote gestelde beschikking als mede-eigena-resse van de onroerende zaak kon dan ook achterwege blijven. 2. Belanghebbende heeft ter zitting het aan het hof gericht verzoek om reeds in deze procedu-re uitspraak te doen over de waarde per 1 januari 1998 in verband met de sloop van de varkensschuur ingetrokken. 3. De waarde van de onderhavige onroerende zaak - het tot woning dienende pand *a-dijk *1 te * *Z - wordt bepaald op de waarde die aan deze onroe-ren-de zaak dient te worden toege-kend, indien de volle en onbezwaarde eigen-dom daarvan zou kunnen worden overge-dragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddel-lijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeilda-tum 1 januari 1995, (artikelen 17 en 18 van de Wet). 4. De ambtenaar heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een taxatierapport overge-legd. Volgens dit rapport is de waarde van de onroerende zaak, daaronder mede begrepen de op 1 januari 1997 nog niet gesloopte varkensschuur, beoordeeld naar het prijspeil op 1 januari 1995, ¦ 422.000,--. De waarde van de onroerende zaak is bij de beschikking vastgesteld op ¦ 408.000,--. 5. Belanghebbende heeft eveneens een taxatierapport overgelegd. Volgens dit rapport bedroeg de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van belanghebben-des onroerende zaak op 14 juli 1993 ¦ 337.500,--. Belanghebbende stelt dat de waarde per 1 januari 1995, na een prijscorrectie van 10% wegens de sedert juli 1993 tot aan de peildatum verstreken tijd, op ¦ 375.000,-- dient te worden vastgesteld. 6. Het hof is van oordeel dat de ambtenaar met hetgeen hij aanvoert de door hem verdedigde waarde aannemelijk maakt. 7. Het hof tekent hierbij aan dat de door de gemeente ingeschakelde taxateur bij de waardebepaling terecht zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met de verkoopprij-zen die rond de peildatum voor min of meer vergelijkbare woningen in dezelfde buurt zijn gerealiseerd. Deze werkwijze sluit aan bij het onder 1. bedoelde wettelijke waardebegrip. Met name de verkoopcijfers van de objecten *b-dijk 4 en *c-weg 13 in de gemeente Hellendoorn ondersteunen naar het oordeel van het hof de waarde die de ambtenaar verdedigt. 8. Met de door hem gehanteerde prijscorrectie van 10% als "gulden middenweg" tussen het prijsindexcijfer voor woonhuizen in Overijs-sel en landelijke prijzen in de relevante periode maakt belanghebbende tegenover de in opdracht van de ambtenaar verrichte object-taxatie de door hem voorgestane waarde van ¦ 375.000,-- niet waar. 9. Ook overigens maakt belanghebbende niet aanne-me-lijk, dat de door de ambtenaar verdedigde waarde te hoog is vastgesteld. 10. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet ad-mi-ni-stra-tie-ve recht-spraak be-las-ting-zaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 29 oktober 1999 door mr. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belas-ting-kamer, in tegen-woor-dig-heid van Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 november 1999 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belangheb-bende ¦ 80,-. Verweerder is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 315,- verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.