
Jurisprudentie
AA4685
Datum uitspraak1995-03-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers940116
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers940116
Statusgepubliceerd
Uitspraak
G E R E C H T S H O F
A R N H E M
BELASTINGKAMER
Nr. 940116
Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 12 januari 1994 en gericht tegen de uitspraak d.d. 23 november 1993 van de inspecteur van de Belastingdienst/ Ondernemingen *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen;
Gezien de overige stukken, waaronder conclusies van
re- en dupliek ten aanzien waarvan het bepaalde in artikel 9 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden, het proces-verbaal van de door het hof op 2 november 1994 met schriftelijke toestemming van partijen zonder mondelinge behandeling gedane mondelinge uitspraak en een schriftelijk verzoek van belanghebbendes gemachtigde de mondelinge uitspraak door een schriftelijke te vervangen;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van f 77.892,-- met inachtneming van een belastingvrije som van f 4.568,--, is gehandhaafd;
Overwegende, dat belanghebbende naar het hof verstaat in beroep vermindering van de aanslag tot nihil verzoekt, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak;
Overwegende, dat op grond van de stukken het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
(1.) Belanghebbende genoot in 1990 winst uit onderneming uit een werkzaamheid als deelvisser op een onder Engelse vlag varende viskotter die toebehoorde aan de in Engeland gevestigde *A Ltd;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of de inspecteur belanghebbende met betrekking tot de vorenbedoelde winst uit onderneming terecht geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld;
Overwegende omtrent het geschil:
(2.1) De inspecteur neemt terecht het standpunt in dat gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel h, 7, eerste lid, en 5, eerste lid, van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met Engeland de voordelen uit de door belanghebbende gedreven onderneming hier te lande zijn belast, maar ook in Engeland mogen worden belast.
(2.2) Belanghebbende stelt dat na 7 december 1993 in Engeland aangifte van de door hem in 1990 genoten voordelen zou zijn gedaan en dat andere deelvissers in Engeland in feite in de heffing zouden zijn betrokken.
(2.3) De inspecteur betwist dat andere deelvissers in Engeland in feite in de heffing zijn betrokken. In verband hiermede maakt belanghebbende onvoldoende waar dat de door hem genoten winst in Engeland in feite aan een belasting naar het inkomen is onderworpen. De inspecteur heeft zich
overigens bereid verklaard alsnog een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen ingeval blijkt dat de door belanghebbende genoten winst in Engeland in feite aan een belasting naar het inkomen is onderworpen.
(2.4) Belanghebbendes beroep was slechts met betrekking tot de van hem geheven premie volksverzekeringen gegrond. De inspecteur heeft die heffing tot op nihil verminderd.
(2.5) Het hof berekent belanghebbendes proceskosten op
1/3 × 1 × f 710,-- × 1,5 = f 355,--;
Recht doende:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep voor zover deze betrekking heeft op de premie volksverzekeringen;
Verstaat dat de aanslag wat de premie volksverzekeringen betreft tot op nihil is verminderd;
Bevestigt de uitspraak waarvan beroep voor het overige;
Veroordeelt de Staat aan belanghebbende f 355,-- aan proceskosten te vergoeden;
Gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van f 75,-- te vergoeden.
Aldus gedaan op 8 maart 1995 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mr. Egberts als griffier.
(J.L.M. Egberts) (D.C. Smit)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 1995.
[Zie ook arrest HR nummer 31135 (red.)]