Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4733

Datum uitspraak2000-01-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersOK 73
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Nr. OK 73 Mr Moltmaker Wet op de ondernemingsraden Conclusie inzake Parket, 2 november 1999 DE PROVINCIE ZUID- HOLLAND tegen DE ONDERNEMINGSRADEN VAN DE GEMEENTEN RIJSWIJK (ZH), LEIDSCHENDAM EN NOOTDORP Edelhoogachtbaar College, 1 Feiten en procesgang 1.1 Voor de feiten en de procesgang verwijs ik naar mijn conclusie van heden in de zaak nr. OK 78 tussen dezelfde partijen. Het betreft hier het in punt 1.6 van die conclusie vermelde beroep in cassatie tegen de in punt 1.5 van die conclusie omschreven beschikking van de Ondernemingskamer van 5 november 1998. 2 Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie 2.1 Bij de beschikking van 5 november 1998 heeft de Ondernemingskamer tijdelijk, voor de duur van het geding, voorlopige voorzieningen getroffen. Dat betekent, dat op het moment dat Uw Raad een beschikking neemt in de zaak nr. OK 78 (betreffende de eindbeschikking van de Ondernemingskamer van 28 januari 1999), de voorlopige voorzieningen vervallen, ongeacht de uitkomst van de beschikking van Uw Raad. 2.2 Verzoekster tot cassatie zou derhalve slechts belang bij cassatie hebben, indien Uw Raad in de zaak nr. OK 73 eerder een beslissing zou nemen dan in de zaak nr. OK 78. Voor dat geval zou mijn conclusie, overeenkomstig die in de zaak nr. OK 78, strekken tot vernietiging van de beschikking van de Ondernemingskamer en zouden de voorlopige voorzieningen kunnen eindigen vóór de eindbeslissing van Uw Raad. 2.3 Omdat de onderliggende problematiek van beide zaken dezelfde is en de zaken ter zitting van Uw Raad op 29 september 1999 gezamenlijk zijn behandeld, neem ik aan, dat Uw Raad in beide zaken tegelijkertijd zal beslissen. In dat geval heeft verzoekster tot cassatie geen belang meer bij cassatie in de onderhavige zaak en dient zij daarom naar mijn mening niet ontvankelijk te worden verklaard. 3 Conclusie Mijn conclusie strekt tot niet ontvankelijk verklaring van verzoekster in haar cassatieverzoek. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden A-G i.b.d.


Uitspraak

26 januari 2000 Derde Kamer Rek.nr. OK 73 Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND, gevestigd te 's-Gravenhage, VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr R.A.A. Duk, t e g e n 1. DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE RIJSWIJK, gevestigd te Rijswijk (ZH), 2. DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE LEIDSCHENDAM, gevestigd te Leidschendam, 3. DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE NOOTDORP, gevestigd te Nootdorp, VERWEERDERS in cassatie, advocaat: mr S.V. Langeveld, en 4. DE GEMEENTE RIJSWIJK, gevestigd te Rijswijk (ZH), 5. DE GEMEENTE LEIDSCHENDAM, gevestigd te Leidschendam, 6. DE GEMEENTE NOOTDORP, gevestigd te Nootdorp, VERWEERSTERS in cassatie, advocaat: mr E.D. Vermeulen. 1. Het geding in feitelijke instantie Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 november 1998 waarin is opgenomen een beschikking voorlopige voorzieningen. Het proces-verbaal is aan deze beschikking gehecht. 2. Het geding in cassatie Verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de Provincie - heeft van voormelde beschikking beroep in cassatie ingesteld. Het verzoekschrift tot cassatie is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. Verweerders in cassatie - verder respectievelijk te noemen: de ondernemingsraden en de gemeenten - hebben verweer gevoerd. De Provincie en de ondernemingsraden hebben de zaak mondeling doen toelichten door hun advocaten en de gemeenten door mr N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal in buitengewone dienst Moltmaker heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van de Provincie in haar cassatieverzoek 3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Nu de Hoge Raad in zijn beschikking van heden de beschikking van de Ondernemingskamer van 28 januari 1999 in de hoofdzaak vernietigt en de verzoeken van de ondernemingsraden afwijst, heeft de Provincie geen belang meer bij haar beroep in cassatie. De Provincie zal derhalve in haar beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard worden. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de Provincie niet-ontvanke-lijk in haar beroep in cassatie. Deze beschikking is gegeven door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Hammerstein, Van Amersfoort en Lourens, en door de vice-president Korthals Altes in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2000.