Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4760

Datum uitspraak1999-11-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/20552
Statusgepubliceerd


Uitspraak

sw Gerechtshof Arnhem eerste enkelvoudige belastingkamer nr. 97/ 20552 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Registratie en Successie *P aangevallen beslissing : uitspraak van 21 mei 1997 op bezwaar soort belasting : overdrachtsbelasting 1996 aanslagnummer : *1 mondelinge behandeling : op 9 november 1999 te Arnhem door mr De Kroon, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als griffier waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur gronden: 1. Belanghebbende is veehouder. Bij akte van 19 november 1996 heeft hij 28.44.20 ha grond in eigendom verkregen, alsmede het recht van erfpacht van 10.12.20 ha grond. 2. De in eigendom verkregen grond is voor een deel, groot 3.25.70 ha, gelegen op 6,4 km afstand van landerijen die reeds langer dan vijf jaar bij belanghebbende in eigendom zijn. Het overige deel van de in eigendom verkregen grond, groot 25.18.50 ha, alsmede de grond die in erfpacht is verkregen, groot 10.12.20 ha, zijn op 8,6 km afstand daarvan gelegen. 3. De dienst *a van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, heeft met dagtekening 4 december 1996 een verklaring afgegeven dat de onderhavige verkrijgingen in het belang zijn van een verbetering van de landbouwstructuur. 4. In de koopakte is een beroep gedaan op vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15, lid 1, onderdeel q, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Bij de registratie van de koopakte is geen overdrachtsbelasting voldaan. 5. De Inspecteur heeft met dagtekening 3 april 1997 aan belanghebbende ter zake van de verkrijgingen een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd, omdat geen sprake zou zijn van naburigheid van de verkregen gronden ten opzichte van de landerijen die al meer dan vijf jaar bij belanghebbende in eigendom zijn. 6. De eis van naburigheid van de verkregen grond ten opzichte van aan reeds langer dan vijf jaar in eigendom zijnde landerijen is naast de voorwaarde van verbetering van de landbouwstructuur een zelfstandige eis. Naburig betekent nabijgelegen. Weliswaar is dat niet synoniem met aangrenzend, maar het duidt wel op een beperkte onderlinge afstand. Van afstanden van 6,4 respectievelijk 8,6 km kan, ook in de huidige tijd, niet worden gezegd dat sprake is van naburigheid. 7. De omstandigheid dat exploitatie als één bedrijf van de reeds in eigendom zijnde èn de verkregen gronden heel goed mogelijk is en ook plaatsvindt, doet aan het voorgaande niet af. 8. Het enkele bestaan van de theoretische mogelijkheid tot het vestigen van een erfdienstbaarheid, waardoor de afstand tussen de reeds in eigendom zijnde en de verkregen gronden 3,9 respectievelijk 5,9 km zou komen te bedragen, heeft niet tot gevolg dat sprake is van naburigheid. 9. Gelet op de huidige inzichten en de stand van de techniek in de landbouw verdient het standpunt van belanghebbende, dat het vereiste van naburigheid gekoppeld zou moeten worden aan de verbetering van de landbouwstructuur, serieuze overweging. Zulks is echter voorbehouden aan de wetgever. Het is de rechter niet toegestaan in een geval als hier aan de orde van de duidelijke bewoordingen van de wet af te wijken. 10. slotsom: Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. 7. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. 8. beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 23 november 1999 door mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (A.W.M. van der Waerden) (M.C.M. de Kroon) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 december 1999 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,-. Verweerder is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,- verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.