Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4998

Datum uitspraak2000-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/075101-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER V E R K O R T - V O N N I S In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: P van K, geboren te A, wonende te A, thans gedetineerd Raadsman: mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Arnhem. Parketnummer : 05/075101-99 Zittingsdatum : 15 februari 2000 (tegenspraak) Uitspraak : 29 februari 2000 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De daarin opgenomen omschrijving van het feit is bij door de officier van justitie ter terechtzitting van 15 februari 2000 ingediende vordering nadere omschrijving tenlastelegging nader vastgesteld.Van deze vordering is hierna een kopie opgenomen als bijlage I en de inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. Voorzover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 15 februari 2000 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Arnhem. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. De rechtbank overweegt daartoe het volgende: Na in het verlengde van andere voorvallen door zijn zus H te zijn ingelicht omtrent haar beweerde mishandeling door toedoen van haar vader B, heeft verdachte (definitief) besloten de confrontatie aan te gaan met B, jegens wie verdachte - blijkens zijn eerdere uitlatingen - uiterst negatieve gevoelens koesterde. Met het oog op die confrontatie heeft verdachte bedacht hoe hij zich met geweld de toegang tot de woning van B kon verschaffen en zich verzekerd van enige hulp van de medeverdachten A en A. Vervolgens heeft verdachte met hen van elders een breekijzer en een honkbalknuppel opgehaald en bovendien - buiten hun medeweten - een mes bij zich gestoken. Tijdens de autorit naar de woning van B heeft verdachte zich nog rekenschap gegeven van een door H mogelijk niet gewild gevolg van de uitvoering van zijn voornemen, blijkens zijn vraag aan haar of ze "er geen spijt van zou krijgen". Op grond van deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat er ten minste sprake is geweest van een kort te voren door verdachte genomen besluit gericht op een gewelddadige bejegening van B waarbij verdachte willens en wetens het risico heeft aanvaard dat zijn handelen zou eindigen met de dood van B. Hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het primair bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het primair bewezenverklaarde levert op: Moord, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Over verdachte is een triplerapportage opgemaakt door D. Daniëls, psychiater, mevr. drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog, en mevr. C.J.W. Bijl, sociaal-psychiatrisch werker Reclassering Nederland, gedateerd 19 januari 2000, waarin zij concluderen dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte alstoen onvoldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van het begane feit, terwijl hij zijn wil verminderde mate conform een dergelijk besef kon bepalen. Dientengevolge kan het tenlastegelegde feit dat verdachte heeft gepleegd hem in verminderde mate worden toegerekend. De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. De raadsman heeft een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte, gelet op zijn persoon, de hele situatie op een gegeven moment niet meer aan kon. Op het moment dat verdachte B - in zijn ogen de oorzaak van alle ellende - voor zich zag draaide verdachte door en kon hij geen weerstand bieden aan de drang B iets aan te doen, de situatie definitief op te lossen en het kwaad te stoppen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het mag waar zijn dat verdachte in een toestand geraakt is waarvan voor hem een sterke aandrang uitging om actie tegen B te ondernemen, maar dat betekent niet dat redelijkerwijs niet van verdachte gevergd kon worden om zich te onthouden van het misdrijf als bewezen is verklaard en om in zoverre aan die aandrang weerstand te bieden. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf in die toestand heeft gebracht door de confrontatie met B aan te gaan. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader, waarbij is gelet op: - een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 december 1999; - de hiervoor reeds genoemde triplerapportage opgemaakt door D. Daniëls, psychiater, mevr. drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog, en mevr. C.J.W. Bijl, sociaal-psychiatrisch werker Reclassering Nederland, gedateerd 19 januari 2000; - een voorlichtingsrapport opgemaakt door de Reclassering Nederland, Unit1 Arnhem, gedateerd 20 januari 2000, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt verder nog als volgt: Verdachte is doelbewust een gewelddadige confrontatie met B aangegaan en heeft hem daarbij op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. Na de voordeur van de woning van De Boer met hulp van twee anderen met bruut geweld te hebben opengebroken - wat op zichzelf al een groot gevoelen van onveiligheid bij B moet hebben teweeggebracht - is verdachte B met een breekijzer tegemoet getreden en heeft verdachte hem daarmee met kracht op het hoofd geslagen, waarna verdachte B vele malen met een mes heeft gestoken totdat verdachte ervan verzekerd was dat hij B had gedood. Dit optreden van verdachte werd ingegeven door gevoelens van haat, gevoed door belastende beweringen omtrent B, die verdachte klakkeloos voor waar aannam en die voor hem reden vormden eigenmachtig op te treden tegen het in zijn ogen bestaande onrecht. De rechtbank houdt echter ook rekening met de verminderde toerekenings-vatbaarheid van verdachte, zoals die uit de triplerapportage naar voren is gekomen, en met de omstandigheid dat verdachte in zekere zin ten prooi is gevallen aan het gedrag van enkele personen uit het gezin Van K, voor wier beïnvloeding verdachte mede door zijn rol in dat gezin in hoge mate ontvankelijk was. Een en ander leidt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het primair bewezenverklaarde tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN ZEVEN (7) JAREN. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht. Aldus gewezen door: mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, als voorzitter, M. Barels en J.H.M. Westenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M.H.J. Materman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2000.