Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5315

Datum uitspraak2000-03-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008081/99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/008081-99 Datum uitspraak: 29 maart 2000 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte 61 jaar], geboren te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de PI Overmaze te Maastricht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 1999, 13 maart 2000 en 15 maart 2000. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij (meermalen, althans eenmaal) in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) minderjarige(n) tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] [(geboren 1981)] en/of [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] en/of [slachtoffer 3] [(geboren 1982)], en/of tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ten aanzien van die minderjarige(n) (enige) handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die minderjarige(n) daardoor in de prostitutie belandde(n), immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die minderjarige(n) - kort gezegd - onder zijn/hun invloedssfeer gebracht en/of die minderjarige(n) geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau, althans voor prostitutiewerkzaamheden en/of die minderjarige(n) beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarige(n) van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden, althans prostitutiewerkzaamheden (seksueel contact met de klanten; prostitutie) plaatsvonden; 2. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande (inclusief hem, verdachte) uit (de in deze strafzaak voorkomende personen) [verdachte 61 jaar] en/of [verdachte 29 jaar] en/of [verdachte 19 jaar] en/of [verdachte 18 jaar] en/of (een) ander(en ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden; 3. hij op of omstreeks 14 september 1999, althans op (een) tijdstip(pen) in de periode van 1 augustus 1999 tot en met 14 september 1999, in de gemeente Heerlen opzettelijk een minderjarige, te weten [verdachte 18 jaar], die onttrokken was en/of zich onttrokken had aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene(n) die dit desbevoegd over hem uitoefende(n), heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie en/of politie heeft onttrokken, door die [verdachte 18 jaar] bij zich, verdachte, in de woning te laten wonen, althans verblijven; 4. hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met [verdachte 18 jaar], althans met een ander, althans alleen, met [slachtoffer 4], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [verdachte 18 jaar], hebbende verdachte en/of zijn mededader [verdachte 18 jaar] (telkens) seksuele handelingen met die [slachtoffer 4] verricht die (mede) bestonden uit het steken/duwen van de penis van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [verdachte 18 jaar] in de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 4] en/of uit het door die [slachtoffer 4] laten steken van de penis van die [slachtoffer 4] in de anus en/of in de mond van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [verdachte 18 jaar]; 5. hij op één of op twee tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 1995 tot en met 1 januari 1998 in de gemeente Maasmechelen, althans in België, het plegen van ontucht, namelijk het zogenoemde pijpen en/of gepijpt worden, door een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 4] [(geboren 1983)], met een (eveneens aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde) derde, te weten met [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd, door aan die [slachtoffer 2] te bevelen, althans op te dragen, althans te zeggen, dat zij die [slachtoffer 4] moest pijpen; 6. hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met [verdachte 18 jaar], althans alleen, met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende verdachte en/of zijn mededader [verdachte 18 jaar] (telkens) seksuele handelingen met die [slachtoffer 5] verricht die (mede) bestonden in het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, en/of van zijn, verdachtes, mededader [verdachte 18 jaar] in de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 5]; 7. hij op enig moment in of omstreeks (de zomer van) het jaar 1997 in de gemeente Heerlen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte die [slachtoffer 6] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 6] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 6], op het moment dat zij naakt onder de douche vandaan kwam, haar onverhoed en/of onverwacht op (een) bed heeft getrokken/of geduwd en/of daarna (naakt) op/over die [slachtoffer 6] heen is gaan liggen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 6] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, althans een situatie heeft doen ontstaan waarin zij feitelijk geen weerstand kon bieden aan het binnendringen met zijn, verdachtes, penis, in haar vagina, althans dit niet (meer) heeft kunnen verhinderen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging Het onder 5 ten laste gelegde betreft een feit dat buiten Nederland is gepleegd. Nu verdachte Nederlander is en bedoeld feit een misdrijf betreft waarop door het land waar het begaan is, straf is gesteld, is de officier van justitie ten aanzien daarvan ontvankelijk in de vervolging. Vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij meermalen in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen minderjarigen tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] [(geboren 1981)] en [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] en [slachtoffer 3] [(geboren 1982)] en/of tezamen en in vereniging met anderen ten aanzien van die minderjarigen handelingen heeft ondernomen waarvan hij en zijn, verdachtes, mededaders wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belandden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders die minderjarigen - kort gezegd - onder zijn invloedssfeer gebracht en/of die minderjarigen geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau en/of die minderjarigen beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarigen van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden plaatsvonden; 2. hij in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande -inclusief hem, verdachte- uit de in deze strafzaak voorkomende personen [verdachte 61 jaar] en [verdachte 29 jaar] en [verdachte 19 jaar] en [verdachte 18 jaar], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden; 4. hij meermalen in de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997 in de gemeente Heerlen met [slachtoffer 4], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of van hem, verdachte, hebbende verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer 4] verricht die mede bestonden uit het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, in de anus en/of in de mond van [slachtoffer 4] en/of uit het door [slachtoffer 4] laten steken van de penis van [slachtoffer 4] in de anus en/of in de mond van hem, verdachte; 5. hij op één tijdstip in de periode van 1 februari 1995 tot en met 1 januari 1998 in de gemeente Maasmechelen het plegen van ontucht, namelijk het zogenoemde pijpen en gepijpt worden, door een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 4] [(geboren 1983)], met een eveneens aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde derde, te weten met [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] opzettelijk heeft teweeggebracht door aan die [slachtoffer 2] te bevelen, dat zij die [slachtoffer 4] moest pijpen; 6. hij meermalen in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met [verdachte 18 jaar] met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende verdachte en/of zijn mededader [verdachte 18 jaar] telkens seksuele handelingen met [slachtoffer 5] verricht die mede bestonden in het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, en/of van zijn, verdachtes, mededader [verdachte 18 jaar] in de anus en/of in de mond van [slachtoffer 5]; 7. hij op enig moment in het jaar 1997 in de gemeente Heerlen door feitelijkheden [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte [slachtoffer 6] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer 6] duwde/bracht, en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer 6], op het moment dat zij naakt onder de douche vandaan kwam, onverhoeds en/of onverwacht op een bed heeft getrokken/of geduwd en daarna naakt op [slachtoffer 6] is gaan liggen en aldus voor [slachtoffer 6] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij feitelijk geen weerstand kon bieden aan het binnendringen met zijn, verdachtes, penis, in haar vagina. Partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Kwalificaties Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: T.a.v. feit 1 a: mensenhandel door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250ter, eerste lid, aanhef en onder 3° , en tweede lid, aanhef en onder 1° , van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 1 b: mensenhandel door twee of meer verenigde personen ten aanzien van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250ter, eerste lid, aanhef en onder 3° , en tweede lid, aanhef en onder 1° en 2° , van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 4: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 245, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 5: het plegen van ontucht door een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige met een derde opzettelijk teweegbrengen, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250, eerste lid, aanhef en onder 1° , van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 6: medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 244, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° , van het Wetboek van Strafrecht; T.a.v. feit 7: verkrachting, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten van een zodanige aard en ernst, dat uit het oogpunt van een juiste normhandhaving niet alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf behoort te worden opgelegd, maar een gevangenisstraf die, niettegenstaande verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, aanmerkelijk langer is dan door de officier van justitie geëist. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder, dat het in casu zeer ernstige feiten betreft, welke zich gedurende een betrekkelijk lange tijdsspanne hebben afgespeeld en waarbij een aantal minderjarigen zijn betrokken, wier jonge levens door de bewezenverklaarde feiten ernstig zijn aangetast. Voorts overweegt de rechtbank hierbij, dat verdachte bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten een initiërende en een overheersende rol heeft vervuld, waarbij hij een verderfelijke invloed heeft uitgeoefend op zijn medeverdachten. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte terzake van soortgelijke feiten nog niet eerder is veroordeeld. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij arrest d.d. 19 februari 1998, gewezen in de zaak met het parketnummer 005419-96 is veroordeeld tot straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan strafbare feiten die voor die datum zijn gepleegd. De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzitter, mr. W.J.J. Beurskens en Mr M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.H.J. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2000.