Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5323

Datum uitspraak2000-03-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC98/248HR
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Nr. C 98/248 HR Mr. Mok Zitting 24 december 1999 Conclusie inzake [eiser] tegen [verweerder] Edelhoogachtbaar college, 1. Feiten 1.1. De B.V. Fotohandel [naam] (hierna: [B.V. Fotohandel]) maakte tot 1 december 1997 haar bedrijf van het exploiteren van een aantal fotowinkels. Verweerder in cassatie, [verweerder], is op 1 oktober 1973, althans in januari 1987, in functie getreden als (enig) statutair directeur. Hij is tevens, via twee beheersvennootschappen, grootaandeelhouder. 1.2. Eiser van cassatie, [eiser], is op 2 februari 1966 in dienst getreden bij [B.V. Fotohandel]. Laatstelijk vervulde [eiser] de functie van bedrijfsleider van het filiaal Wilhelminakade te Uithoorn, één van de vier op dat moment bestaande filialen. Het filiaal is in juli 1997 gesloten. 1.3. In 1995 heeft de Belastingdienst aan [B.V. Fotohandel] een tweetal naheffingsaanslagen opgelegd, respectievelijk van / 612.529,- in verband met loonbelasting/premie volksverzekeringen1 en van f 75.254,- in verband met omzetbelasting2. Op 28 oktober 1997 heeft de Belastingdienst naar aanleiding van de naheffingsaanslagen voor een bedrag van f 383.800,- ten laste van [B.V. Fotohandel] executoriaal beslag gelegd. De executieveiling is daarbij aangezegd tegen 2 december 1997. 1.4.1. Bij (principe)overeenkomst van 4 november 1997 heeft [B.V. Fotohandel] de activa van de door haar geëxploiteerde onderneming per 1 december 1997 verkocht aan de vennootschap Rusthuis AKennemerland@ B.V. te Bloemendaal (hierna: Kennemerland). Enig aandeelhouder en statutair directeur van Kennemerland is [..], vriendin van de zoon van [verweerder]. 1.4.2. Partijen namen bij de overeenkomst onder meer het volgende in aanmerking3: Aa. dat verkoper een aantal detailhandelszaken op het terrein van fotografie en fotografische apparatuur en producten voert op thans 3 vestigingen, t.w. Aalsmeer, Uithoorn en Amsterdam ZO b. dat het bedrijf van verkoper in principe kostendekkend opereert maar door een aantal grote onvoorziene belastingvorderingen en het te dier zake door de Belastingdienst op 28 oktober 1997 gelegde executoriale beslag op voorraden en inventarissen desondanks in haar continuïteit bedreigd wordt; c. dat verkoper wil voorkomen dat door een mogelijk gedwongen staking van het bedrijf omvangrijke kapitaalvernietiging van haar activa plaats vindt en de werkgelegenheid van het personeel in gevaar komt; d. dat verkoper en koper daarop hebben overlegd over verkoop en overdracht van het bedrijf van Verkoper en de daarbij behorende activa op een zodanige wijze dat verkoper op verantwoorde wijze zijn verplichtingen kan afwikkelen; e. dat de vorderingen van de belastingdienst uit hoofde van naheffing LB en OB terzake waarvan deze op 28 oktober 1997 beslag heeft gelegd, naar huidige inzichten in elk geval f 105.000,- bedragen;@ 1.5. Op 18 november 1997 zijn [B.V. Fotohandel] en Rusthuis Kennemerland een overnamesom van f 371.134,- overeengekomen die ten dele aan de Rabobank moest worden betaald ter aflossing van een rekeningcourantschuld van [B.V. Fotohandel], en voor een ander deel aan de Belastingdienst (onder voorbehoud van goedkeuring door laatstgenoemde). 1.6. [Verweerder] is thans in dienst van Kennemerland, dat sedert de voornoemde overname opereert onder de handelsnaam A[B.V. Fotohandel] Detailhandel@. 1.7. Bij beschikking van 13 november 1997 heeft de kantonrechter te Amsterdam de arbeids-overeenkomst tussen [B.V. Fotohandel] en [eiser], op verzoek van laatstgenoemde, met ingang van 1 december 1997, ontbonden. Daarbij is ten laste van [B.V. Fotohandel] een vergoeding aan [eiser] toegekend van f 160.000,- bruto, strekkende tot aanvulling op door [eiser] te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verdienen (verdiend) loon. Tot op het moment van het wijzen van het bestreden arrest3 had [B.V. Fotohandel] van deze vergoeding niets aan [eiser] voldaan. De wettelijke rente is aangezegd tegen 19 december 1997. 1.8. Op 26 januari 1998 heeft [eiser]4 ten laste van [verweerder] conservatoir beslag gelegd op twee aan [verweerder] toebehorende onroerende zaken. Bij dagvaarding van 9 februari 1998 heeft [eiser] bij de rechtbank te Amsterdam een bodemprocedure tegen [verweerder] aanhangig gemaakt. 2. Verloop procedure 2.1. Op 13 maart 1998 heeft [eiser] [verweerder] in kort geding gedagvaard voor de president van de rechtbank te Amsterdam. Hij heeft voldoening door [verweerder] gevorderd van de door de kantonrechter ten laste van [B.V. Fotohandel] bepaalde beëindigingsvergoeding van f 160.000,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. 2.2.1. De president heeft overwogen (ro 6 en 7) dat [verweerder] op verwijtbare wijze betalingsonmacht gecreëerd heeft die er toe heeft geleid dat [B.V. Fotohandel] niet meer in staat is om de aan [eiser] toekomende ontbindingsvergoeding te voldoen. De oorzaak van de betalingsonmacht lag volgens de president geheel in de naheffingsaanslagen, die een gevolg waren van belastingfraude; zij hield [verweerder] verantwoordelijk voor de onjuiste belastingaangiftes die hieraan ten grondslag lagen. De vraag of er daadwerkelijk sprake was van betalingsonmacht behoefde zij aldus niet meer te beantwoorden. 2.2.2. De president heeft bij vonnis van 9 april 1998 [verweerder] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het bedrag van f 160.000,- te vermeerderen met wettelijke rente. 2.3. [Verweerder] heeft tegen het vonnis van de president hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 9 juli 1998 heeft het hof het vonnis van de president vernietigd en de gevraagde voorziening geweigerd. 2.4. [Eiser] is van het arrest van het hof (tijdig5) in cassatie gekomen. Het beroep steunt op twee middelen die bestaan uit verscheidene onderdelen en S voorzover het middel II betreft S subonderdelen. De middelen zijn toegelicht in de cassatiedagvaarding, als ware het een rekest. [Verweerder] heeft tot verwerping van het beroep geconcludeerd. Beide partijen hebben hun standpunt schriftelijk toegelicht en gerepliceerd onderscheidenlijk gedupliceerd. Ik teken aan dat de repliek van de raadsman van eiser langer is dan de schriftelijke toelichting. Dat is in beginsel niet de bedoeling. In dit geval vindt de omvang van de repliek een zekere rechtvaardiging in die van de schriftelijke toelichting namens verweerder. 3. Bespreking van het cassatiemiddel 3.1.1. Middel 1 bestrijdt de roo. 4.15 en 4.16 van


Uitspraak

31 maart 2000 Eerste Kamer Nr. C98/248HR Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [adres], EISER tot cassatie, advocaat: mr H.M.L. Brands, t e g e n [verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr A. van Zalingen. 1. Het geding in feitelijke instanties Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 13 maart 1998 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, bij wijze van voorschot op de in de bodemprocedure gevorderde schadevergoeding aan [eiser] te betalen: A. de door de Kantonrechter op 13 november 1997 toegewezen vergoeding ten bedrage van ƒ 160.000,-- (bruto) of een zodanig bedrag als de President in goede justitie vermeent te behoren; B. de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 19 december 1997, subsidiair vanaf 9 februari 1998, zijnde de datum van dagvaarding in de hoofdzaak; C. de door [eiser] geleden vermogensschade, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van ƒ 8.960,-- of een zodanig bedrag als de President in goede justitie vermeent te behoren. [Verweerder] heeft de vorderingen bestreden. De President heeft bij vonnis van 9 april 1998 [verweerder] veroordeeld om aan [eiser] te voldoen een bedrag van ƒ 160.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 1997, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 9 juli 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de gevraagde voorziening geweigerd. Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. [Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van de middelen De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 1.827,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Herrmann, Van der Putt-Lauwers, Fleers en De Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 31 maart 2000.