Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5364

Datum uitspraak2000-03-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/8779
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Zwolle Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 99/8779 VRWET Z VB UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1975, eiseres, B, geboren op [...] 1970, eiser, mede ten behoeve van hun minderjarige kind, allen verblijvende te C, van Turkse nationaliteit, IND dossiernummer 9709.08.8090, eisers, gemachtigde: mr. E.H. de Vries, advocaat te Wolvega; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. A.G.F. de Brauwere, advocaat te 's-Gravenhage. 1 PROCESVERLOOP 1.1 Op 9 september 1997 hebben eisers aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf gedaan. Bij beschikkingen van 25 november 1998 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. 1.2 Eisers hebben daartegen bij brief van 17 december 1998 bezwaar gemaakt. Bij beschikkingen van 23 september 1999 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3 Bij beroepschrift van 15 oktober 1999 hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikkingen. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eisers gezonden en hen in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 januari 2000. Eisers zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. De Brauwere. Het onderzoek ter zitting is geschorst. 1.4 Bij brief van 2 februari 2000 hebben eisers de rechtbank medegedeeld dat het beroepschrift wordt ingetrokken. 1.5 Bij brief van 11 februari 2000 hebben eisers de rechtbank verzocht om de intrekking als niet gedaan te beschouwen. 2 OVERWEGINGEN 2.1 De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of het namens eisers tegen verweerders besluit van 23 september 1999 ingestelde beroep nog aanhangig is. 2.2 Namens eisers is aangevoerd dat bij eisers de op rechtsgevolg gericht wil tot intrekking van het beroep ontbrak. De gemachtigde van eisers heeft abusievelijk de naam en het procedurenummer van het namens eisers ingestelde beroep op de intrekkingsbrief vermeld. Eisers gemachtigde beoogde het onder procedurenummer Awb 99/6864 geregistreerde beroep in te trekken. 2.3 De rechtbank is van oordeel dat het geding van rechtswege eindigt door intrekking van het beroep. Indien echter betwist wordt of sprake is van een geldige intrekking, bestaat aanleiding voor een expliciete beslissing van de rechtbank daaromtrent. Een dergelijke beslissing bevat een verklaring voor recht omtrent het al dan niet geƫindigd zijn van het geding. De rechtbank is, in navolging van de rechtbank te Amsterdam in een uitspraak van 2 februari 1996, gepubliceerd in Jurisprudentie Bestuursrecht 1996, nr. 145, van oordeel dat een dergelijke beslissing, gelet op het belang hiervan voor de materiƫle rechtsbetrekking tussen partijen en voor de processuele rechtsbetrekking, waarbij zowel partijen als de rechtbank zijn betrokken, bij uitspraak dient te worden gegeven. 2.4 Ingevolge het bepaalde in artikel 6:21, eerste lid, van de Awb kan een bezwaar of beroep schriftelijk worden ingetrokken. Een dergelijke verklaring is een eenzijdige, formele rechtshandeling. De rechtbank laat zich, voor wat betreft de vraag wanneer de intrekking als processuele rechtshandeling als niet gedaan kan worden beschouwd, inspireren door de artikelen 3:33, 3:35 en 3:44 van het Burgerlijk Wetboek, welke artikelen als een uiting kunnen worden gezien van algemene rechtsbeginselen, welke ook in het bestuursrecht gelden. De intrekking als processuele rechtshandeling kan derhalve door de rechter als niet gedaan worden beschouwd indien: - geen sprake is geweest van een op intrekking gerichte wil en geen andere procespartij of de rechtbank de overeenkomstig artikel 6:21 Awb gedane verklaring, strekkende tot intrekking, als een intrekking heeft opgevat en redelijkerwijs heeft mogen opvatten, of - de intrekking is gedaan onder de invloed van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden. De rechtbank constateert dat door de gemachtigde van eisers op 2 februari 2000 schriftelijk een verklaring is gedaan, waarin de rechtbank is medegedeeld dat het beroep van B en van A, geregistreerd onder nummer 99/8779 wordt ingetrokken. Daargelaten de vraag of destijds geen sprake was van een op intrekking gericht wil van eisers, heeft de rechtbank de verklaring van de gemachtigde van eisers - gelet op de vermelding van het procedurenummer en de namen van eisers - als een intrekking opgevat en mocht zij deze ook redelijkerwijs als zodanig opvatten. De rechtbank tekent hierbij aan dat een ieder, maar zeker een gemachtigde die advocaat en procureur is, zich bewust moet zijn van de gevolgen van de vermelding van een verkeerde naam en een verkeerde procedurenummer op een intrekkingsbrief. Bovendien is verweerder reeds bij brief van 8 februari 2000 op de hoogte gesteld van de intrekking. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot het oordeel dat de intrekking tot stand is gekomen door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden. 2.5 Het beroep van eisers dient derhalve als ingetrokken te worden beschouwd. 3 BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep vervallen. Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Blomsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier op 3 maart 2000 ---------------- Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw). Afschrift verzonden: 3 maart 2000