Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5505

Datum uitspraak1998-03-07
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/6165
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Vreemdelingenkamer __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:75a Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 33a Vreemdelingenwet __________________________________________________ Reg.nr: AWB 99/6165 S1813 Inzake: A wonende te B, eiser, gemachtigde drs. M.A. Spaans, advocaat te 's-Gravenhage, tegen: Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, gemachtigde mr. R. van Ekeren, ambtenaar ten departemente. I. OVERWEGINGEN 1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, juncto artikel 8:75, juncto 8:84, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die de indiener van het beroep- of verzoekschrift in verband met de behandeling daarvan redelijkerwijs heeft moeten maken, indien de indiener het beroep heeft ingetrokken omdat geheel of gedeeltelijk aan hem is tegemoetgekomen en hij bij intrekking om veroordeling in de kosten heeft verzocht. 2. Op 2 juli 1999 is namens eiser een beroepschrift ingediend ten aanzien van verweerders besluit van 9 juni 1999. Op 29 september 1999 is verweerder alsnog aan eiser tegemoetgekomen door het besluit van 9 juni 1999 in te trekken en vervolgens op 7 januari 2000 opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen. Eiser heeft daarop bij schrijven van 11 januari 2000 onderhavig beroep ingetrokken en verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten betreffende de gehele procedure. Tevens heeft eiser de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de door hem geleden, materiƫle en immateriƫle, schade. 3. De rechtbank acht termen aanwezig het verzoek om een proceskostenveroordeling, voorzover betreffende het verzoek om de kosten die eiser heeft moeten maken in verband met het beroepschrift, ingevolge artikel 8:75, eerste lid, Awb gegrond te achten. 4. De rechtbank veroordeelt verweerder derhalve met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 710,-- (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van f 710,- en wegingsfactor 1). 5. Voorzover eiser heeft beoogd om in het kader van de onderhavige procedure een verzoek om een schadevergoeding in te dienen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft geen mogelijkheid om een uitspraak te doen over de door eiser gestelde schade. Gelet op het bepaalde in artikel 8:73, eerste lid, Awb ontbreekt de grondslag om in het kader van de onderhavige procedure een uitspraak te doen over de schade, nu het beroep is ingetrokken. Hetzelfde geldt voor vergoeding van proceskosten in bezwaar. 6. Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het door eiser betaalde griffierecht ad f 225,- ingevolge artikel 8:41, vierde lid, Awb door de Staat der Nederlanden dient te worden vergoed. II. BESLISSING De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: 1. veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep ad f 710,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Buitenlandse Zaken) als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden; 2. verklaart het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk. Aldus gedaan door mrs. M.C.J.A. Huijgens, M.J. van der Ven en M. van Paridon en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 1998, in tegenwoordigheid van mr. C.M.N. Menten, griffier. afschrift verzonden op: 22 maart 2000