
Jurisprudentie
AA5656
Datum uitspraak2000-04-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR00/009HR
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR00/009HR
Statusgepubliceerd
Conclusie anoniem
Parket, 28 januari 2000 Mr Ten Kate
Rek. nr R00/009HR
(Beklag artt. 12, 13a Sv.)
Conclusie inzake:
[klager]
Edelhoogachtbaar College,
1. Klager heeft zich met een ter griffie van het Gerechtshof te Amsterdam op 5 augustus 1999 ontvangen klaagschrift op de voet van art. 12 Sv. tot het Hof gewend en een klacht ingediend in verband met de niet vervolging van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu, wegens volgens klager door hen gepleegde ambtsmisdrijven.
2. Het Hof heeft zich bij beschikking van 13 januari 2000 op grond van art. 92 RO in verband met het bepaalde in de artt. 12b en 13a Sv. te dezer zake onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beklag en de zaak verwezen naar de Hoge Raad.
3. De Hoge Raad heeft geen rechtsmacht om de vervolging van een minister te gelasten. De opdracht tot vervolging van beweerdelijk door ministers gepleegde ambtsmisdrijven kan slechts worden gegeven bij Koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (art. 119 Grw.; artt. 4-19 Wet van 22 april 1855, Stb. 33, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der ministeriële departementen en art. 483 lid 1 en 2 Sv.), derhalve niet door de Hoge Raad (vergelijk HR 6 december 1985, NJ 1986, 244, m.nt.ThWvV, HR 27 oktober 1989, NJ 1990, 108, m.nt. ThWvV, HR 20 maart 1998, NJ 1998, 549).
4. Vergelijk voorts recentelijk HR 4 juni 1999, R99/032 (niet gepubliceerd), HR 25 juni 1999, R99/047 (niet gepubliceerd), HR 5 november 1999, R99/140 (niet gepubliceerd) en HR 14 januari 2000, R99/176 (niet gepubliceerd).
5. Het voorgaande brengt mee dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag en een nader onderzoek en een oproeping van klager achterwege kunnen blijven.
Conclusie:
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [klager] in zijn beklag.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak
28 april 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R00/009HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
[...]
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 5 augustus 1999 ter griffie van het Gerechtshof te Amsterdam ingediend klaagschrift heeft [klager] - […] - zich gewend tot dat Hof met een beklag tegen de weigering van de Officier van Justitie in het arrondissement Alkmaar om de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu te vervolgen wegens volgens klager door hen gepleegde ambtsmisdrijven.
Nadat de Advocaat-Generaal bij het Hof had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht, heeft het Hof zich bij beschikking van 13 januari 2000 onbevoegd verklaard op het beklag te beslissen en het beklag naar de Hoge Raad verwezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn beklag.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beklag. Het beklag betreft weliswaar strafbare feiten waarvan de Hoge Raad in eerste aanleg kennis neemt, te weten door de onder 1 genoemde Ministers beweerdelijk gepleegde ambtsmisdrijven als bedoeld in art. 92 RO, maar de opdracht tot vervolging ter zake van zodanige ambtsmisdrijven kan slechts worden gegeven bij Koninklijk Besluit of bij besluit van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (art. 119 Gw.; art. 4 B 19 Wet van 22 april 1855, Stb. 33, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriële Departementen; art. 483, leden 1 en 2 Sv.), derhalve niet door de Hoge Raad.
Nu de Hoge Raad niet bevoegd is opdracht te geven tot vervolging van ambtsmisdrijven als door klager bedoeld, is zijn beklag kennelijk niet-ontvankelijk. Dit brengt mee dat oproeping van klager achterwege kan blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. Van der Putt-Lauwers en J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 28 april 2000.