Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5684

Datum uitspraak2000-05-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/000188/99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/000188/99 STRAFVONNIS Uitspraak: 2 mei 2000. De arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [Verdachte], geboren te [Geboorteplaats] ([Geboorteland]) op [geboortedatum], wonende te [Woonplaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwolle, terechtstaande terzake dat: Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat 1. hij op of omstreeks 16 september 1999, te Enschede, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit - of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die vrouw, hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die vrouw geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat hij, verdachte in een halletje van een appartementencomplex aan de [Straatnaam] die vrouw plotseling/onverhoeds van achteren heeft beetgepakt en/of een arm om de nek van die vrouw heeft geslagen/gedrukt en (vervolgens) die vrouw (achterwaarts) in een nis heeft geduwd/getrokken en/of (vervolgens) die vrouw in een lift heeft getrokken/gesleurd en/of (vervolgens) in die lift die vrouw op de grond/vloer van die lift heeft geduwd/gedrukt en/of (daarbij) die vrouw heeft gedwongen op haar buik op de grond/vloer van die lift te gaan liggen en/of (vervolgens) die vrouw in/bij haar nek heeft beetgepakt en/of (daarbij) haar hoofd tegen de grond/vloer heeft geduwd en/of (daarbij) dreigend tegen die vrouw heeft gezegd/geroepen: "Niet kijken, niet kijken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) -terwijl die vrouw op haar buik op de grond/vloer van die lift lag en door hem met geweld in die positie werd gehouden- de broek en onderbroek van die vrouw naar beneden heeft getrokken/gedaan en/of (vervolgens) de benen van die vrouw uit elkaar heeft geduwd dan wel heeft geprobeerd de benen van die vrouw uit elkaar te duwen en/of tegen die vrouw heeft gezegd dat zij haar benen uit elkaar moest doen en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) bovenop die vrouw is gaan liggen en/althans aldus en in ieder geval voor die vrouw een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 16 september 1999 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 1], in een halletje van een appartementencomplex aan de [Straatnaam] die vrouw plotseling/onverhoeds van achteren heeft beetgepakt en/of een arm om de nek van die vrouw heeft geslagen/gedrukt en (vervolgens) die vrouw (achterwaarts) in een nis heeft geduwd/getrokken en/of (vervolgens) die vrouw in een lift heeft getrokken/gesleurd en/of (vervolgens) in die lift die vrouw op de grond/vloer van die lift heeft geduwd/gedrukt en/of (daarbij) die vrouw heeft gedwongen op haar buik op de grond/vloer van die lift te gaan liggen en/of (vervolgens) die vrouw in/bij haar nek heeft beetgepakt en/of (daarbij) haar hoofd tegen de grond/vloer heeft geduwd en/of (daarbij) dreigend tegen die vrouw heeft gezegd/geroepen: "Niet kijken, niet kijken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) -terwijl die vrouw op haar buik op de grond/vloer van die lift lag en door hem met geweld in die positie werd gehouden- de broek en onderbroek van die vrouw naar beneden heeft getrokken/gedaan en/of (vervolgens) de benen van die vrouw uit elkaar heeft geduwd dan wel heeft geprobeerd de benen van die vrouw uit elkaar te duwen en/of tegen die vrouw heeft gezegd dat zij haar benen uit elkaar moest doen en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) bovenop die vrouw is gaan liggen en heeft geprobeerd zijn penis in de vagina van die vrouw te drukken/doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 242 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 2 oktober 1999, te Enschede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijk- he(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die vrouw, hebbende hij, verdachte, (telkens) een/meerdere vinger(s) en/of (telkens) zijn penis in de vagina van die vrouw geduwd/gebracht en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijk- he(i)d(en) en/of (telkens) die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte die vrouw -die toen op het fietspad van de [Straatnaam 2] fietste- van haar fiets heeft geduwd/geslagen, althans die vrouw een duw tegen haar schouder heeft gegeven waardoor/waarna zij (met haar fiets) ten val kwam en/of (vervolgens) die vrouw (met kracht) in haar gezicht heeft gestompt/ geslagen en/of (vervolgens) die vrouw in een sloot heeft getrokken/geduwd en/of in die sloot die vrouw op haar buik heeft gelegd en/of (daarbij) haar gezicht in het gras heeft geduwd en/of (vervolgens) met kracht de broek en onderbroek van die vrouw naar beneden heeft getrokken en/of (daarbij) dreigend tegen die vrouw heeft gezegd: "Hou je bek, als je je bek niet houdt dan pak ik mijn pistool" en/of: "Ik heb een mes bij mij en dan steek ik je in je rug", althans (telkens) woorden van gelijke bedreigende aard of strekking en/of aldus en in elk geval (telkens) voor die vrouw een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 2 oktober 1999, te Enschede, op de openbare weg, de [Straatnaam 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (zilveren) ring (met de inscriptie "[Naam] 1995"), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte -terwijl die [Slachtoffer 2] op haar buik in een sloot langs de [Straatnaam 2] lag en kort daarvoor door hem, verdachte, was verkracht en hij tegen die [Slachtoffer 2] had gezegd dat hij een pistool en/of een mes bij zich had- die ring van de ringvinger van de (rechter)hand van die [Slachtoffer 2] heeft gerukt of getrokken en/of (vervolgens) hij op of omstreeks 2 oktober 1999, te Enschede, op de openbare weg, de [Straatnaam 2], met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een goudkleurig horloge en/of van een (gladde) (zilveren) ring, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [Slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte -terwijl die vrouw op haar buik in een sloot langs de [Straatnaam 2] lag en kort tevoren door hem was verkracht en hij tegen die vrouw had gezegd dat hij een pistool en/of een mes bij zich had- die vrouw dreigend heeft toegevoegd: "Waar is je geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van dergelijke dreigende aard en strekking en/of vervolgens in de rugtas en/of de kleding van die vrouw heeft gezocht naar geld en/of waardepapieren en/of (daarbij) dreigend aan die vrouw heeft gevraagd waar ze woonde aan die vrouw naar haar adres heeft gevraagd; art 312 lid 1 - 2 onder 1* Wetboek van Strafrecht en/of art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Ten aanzien van het sub 1 primair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats telastegelegde: 7 jaar gev. str. OV (m.a.) Toew. Civ. Vorderingen: [Slachtoffer 1] f.5000,= en [Slachtoffer 2] f.5000,= telkens terzake immateriële schade en telkens als voorschot. Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 16 september 1999 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 1], in een halletje van een appartementencomplex aan de [Straatnaam] die vrouw plotseling/onverhoeds van achteren heeft beetgepakt en een arm om de nek van die vrouw heeft gedrukt en vervolgens die vrouw (achterwaarts) in een nis heeft getrokken en vervolgens die vrouw in een lift heeft getrokken en vervolgens in die lift die vrouw op de vloer van die lift heeft geduwd en die vrouw heeft gedwongen op haar buik op de vloer van die lift te gaan liggen en die vrouw bij haar nek heeft beetgepakt en dreigend tegen die vrouw heeft gezegd: "Niet kijken, niet kijken", en vervolgens -terwijl die vrouw op haar buik op de vloer van die lift lag en door hem met geweld in die positie werd gehouden- de broek en onderbroek van die vrouw naar beneden heeft getrokken en vervolgens de benen van die vrouw uit elkaar heeft geduwd dan wel heeft geprobeerd de benen van die vrouw uit elkaar te duwen en tegen die vrouw heeft gezegd dat zij haar benen uit elkaar moest doen en vervolgens bovenop die vrouw is gaan liggen en heeft geprobeerd zijn penis in de vagina van die vrouw te drukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 242 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op 2 oktober 1999, te Enschede, meermalen, telkens door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die vrouw, hebbende hij, verdachte, meerdere vingers en (telkens) zijn penis in de vagina van die vrouw geduwd en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte die vrouw -die toen op het fietspad van de [Straatnaam 2] fietste- van haar fiets heeft geduwd, en vervolgens die vrouw (met kracht) in haar gezicht heeft geslagen en vervolgens die vrouw in een sloot heeft getrokken en in die sloot die vrouw op haar buik heeft gelegd en (daarbij) haar gezicht in het gras heeft geduwd en vervolgens met kracht de broek en onderbroek van die vrouw naar beneden heeft getrokken en dreigend tegen die vrouw heeft gezegd: "Hou je bek, als je je bek niet houdt dan pak ik mijn pistool" en: "Ik heb een mes bij mij en dan steek ik je in je rug", en aldus en (telkens) voor die vrouw een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht 3. hij op 2 oktober 1999, te Enschede, op de openbare weg, de [Straatnaam 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (zilveren) ring (met de inscriptie "[Naam] 1995"), toebehorende aan [Slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [Slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte -terwijl die [Slachtoffer 2] op haar buik in een sloot langs de [Straatnaam 2] lag en kort daarvoor door hem, verdachte, was verkracht en hij tegen die [Slachtoffer 2] had gezegd dat hij een pistool en een mes bij zich had- die ring van de ringvinger van de (rechter)hand van die [Slachtoffer 2] heeft getrokken en (vervolgens) hij op 2 oktober 1999, te Enschede, op de openbare weg, de [Straatnaam 2], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een goudkleurig horloge en van een (gladde) (zilveren) ring, toebehorende aan genoemde [Slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte -terwijl die vrouw op haar buik in een sloot langs de [Straatnaam 2] lag en kort tevoren door hem was verkracht en hij tegen die vrouw had gezegd dat hij een pistool en een mes bij zich had- die vrouw dreigend heeft toegevoegd: "Waar is je geld" en "Geld, geld", en vervolgens in de rugtas en/of de kleding van die vrouw heeft gezocht naar geld en waardepapieren en (daarbij) dreigend aan die vrouw heeft gevraagd waar ze woonde aan die vrouw naar haar adres heeft gevraagd; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezene levert op: voor wat betreft sub 1 subsidiair het misdrijf: "Poging tot verkrachting ", strafbaar gesteld bij art. 242 juncto 45 Wetboek van Strafrecht; voor wat betreft sub 2 het misdrijf: "Verkrachting", meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij art. 242 Wetboek van Strafrecht; voor wat betreft sub 3 in de eerste plaats het misdrijf: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken” Strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 Wetboek van Strafrecht en voor wat betreft sub 3 in de tweede plaats, het misdrijf: “Afpersing” strafbaar gesteld bij artikel 317 Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken. De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften een vrouw meermalen verkracht en heeft een andere vrouw gepoogd te verkrachten. In beide gevallen heeft verdachte grof geweld gebruikt en hiermede gedreigd. Verdachte heeft door zijn handelwijze het volledige recht dat iedere vrouw heeft (en behoudt) om in volle vrijheid te beslissen over het al dan niet deelnemen aan een seksueel gebeuren op zeer grove en brute wijze miskend. Hij heeft zich aldus met vooropstelling van zijn eigen “lustbevrediging” aan deze vrouwen vergrepen en daarmee hun lichamelijke integriteit ernstig aangetast. Daarnaast heeft hij zich ten opzichte van een van zijn slachtoffers, nadat hij haar had verkracht, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote psychische schade kunnen aanrichten bij de slachtoffers en tot grote onrust in de maatschappij leiden. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum naar zijn geestvermogens ten tijde van het begaan van het thans bewezenverklaarde. De rechtbank is er dan ook van uitgegaan, bij het bepalen van na te melden straf, dat verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar was, zodat gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en ter bescherming van de maatschappij een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dient te worden opgelegd. (Civiele vordering) De rechtbank overweegt verder, dat mr. M.J.E.C. Camps advocaat te Enschede, gevolmachtigde namens [Slachtoffer 1], terzake feit, 1 en gevolmachtigde namens [Slachtoffer 2] terzake de feiten sub 2 en 3 en welke benadeelde partijen zich via het voorgeschreven 'voegingsformulier' ter terechtzitting (zie 51b, lid 2 Sv) als benadeelde partijen hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b, lid 1 Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, Ter terechtzitting heeft de raadsman laten weten zich te kunnen vinden in de vordering van de officier van justitie voor zover betrekking hebbend op de toewijzing civiele vordering tot een bedrag van f.5000,= voor elke benadeelde. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze vorderingen van de benadeelde partijen ten dele gegrond, aangezien is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door bewezenverklaarde feiten sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats, zulks op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is de immateriële schade van de benadeelde partijen thans al vast te stellen op een bedrag van f. 5000,= voor de benadeelde [Slachtoffer 1] en f. 5000,= voor de benadeelde [Slachtoffer 2], zodat de vorderingen tot die bedragen toewijsbaar zijn, met telkens niet-ontvankelijkheid van het overige deel van de vordering voor zowel het betreft het immateriële als materiële deel van die vorderingen omdat dit meerdere naar het oordeel van de rechtbank telkens niet van eenvoudige aard is. De rechtbank zal hierbij tevens telkens de maatregel bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats zijn toegebracht. De na te noemen straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f, 57, Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats telastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan; Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld; Verklaart verdachte deswege strafbaar; Veroordeelt hem te dier zake tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; Veroordeelt verdachte, terzake het bewezen feit sub 1 subsidiair tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 1], [Adres] van een bedrag groot: f. 5000,= (zegge: vijf duizend gulden) en terzake de sub 2 sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats aan de benadeelde partij [Slachtoffer 2], [Adres], eveneens een bedrag groot f.5000,= (zegge: vijf duizend gulden) telkens terzake immateriële schade. Veroordeelt verdachte voorts telkens in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsmede in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat verdachte verplicht is, terzake het bewezen feit sub 1 subsidiair, alsmede de feiten sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot f 5000,= en f.5000,= zulks ten behoeve van de benadeelden [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 50 en 50 dagen zal worden toegepast . Verstaat, indien verdachte telkens heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van genoemd bedragen ten behoeve van de benadeelde partijen, voornoemd, dat daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partijen dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partijen komt te vervallen. Bepaalt dat de vordering van de voormelde benadeelde partijen [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] voor het overige deel niet-ontvankelijk zijn, en dat de benadeelde partijen deze vordering telkens slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 subsidiair, sub 2, sub 3 in de eerste plaats en sub 3 in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mrs. Vogel en Roelvink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Putten, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2000.