Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5737

Datum uitspraak2000-05-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/090198-99.
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN VONNIS Uitspraak d.d.: 3 mei 2000. Parketnummer: 17/090198-99. VONNIS van de economische politierechter voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [naam verdachte]., gevestigd te [woonplaats], [adres]. De economische politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 20 april 2000. De verdachte is verschenen in de persoon van haar vertegenwoordiger J.L.K. Fischer. TELASTELEGGING: Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. GEVOERDE VERWEREN: Ingevolge artikel 5 van de Wet personenvervoer (: WP) is het verboden besloten busvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning. Artikel 2, lid 2 van de WP juncto artikel 3, onder g, van het Besluit personenvervoer (: Besluit) bepaalt dat voornoemde wet niet van toepassing is op vervoer met vervoermiddelen die in gebruik zijn als onderdeel van een historische verzameling, voor zover het niet commercieel van aard is dan wel een geringe weerslag heeft op de vervoermarkt. In de toelichting op artikel 3, onder g, van het Besluit staat vermeld dat tot deze uitzonderingsbepaling gerekend kan worden het vervoer met auto’s of bussen van historische merken of modellen, de zogenaamde oldtimers, die een object van verzameling vormen, verricht als presentatie aan het publiek of als attractie voor liefhebbers. Deze bepaling is een verruiming van artikel 2, lid f, van het Uitvoeringsbesluit Autovervoer Personen 1939, waarin van de vergunningplicht werd vrijgesteld het vervoer zonder enige vergoeding van ten hoogste vier personen, de bestuurder daar niet onder begrepen, met een autobus die als onderdeel van een verzameling historische motorrijtuigen wordt verplaatst. Het vervoermiddel waarmee de verdachte haar hotelgasten van en naar de veerboot vervoert betreft een bus van het merk Bedford, type village style, bouwjaar 1953. De bus is voorzien van het kenteken BE-19-23. De verdachte vervoert reeds vanaf de begintijd van de automobiel haar gasten van en naar de veerboot en vraagt hiervoor geen vergoeding. Zij ontkent dat er een verband is tussen de hoteltarieven en het gebruik van de bus. Behalve over deze bus beschikt de verdachte ook nog over een Jeep uit 1950 en een Peugeot 604 uit 1970. Gelet op vorenstaande is de economische politierechter van oordeel dat van voornoemde bus kan worden gezegd dat hij in gebruik is als onderdeel van een historische verzameling en dat, nu er geen vergoeding wordt gevraagd voor het vervoer en het slechts om een nevenactiviteit gaat van een hoofdactiviteit die niet uit het vervoer van personen bestaat, het gebruik niet commercieel van aard is. Wat dat laatste punt betreft wijst de economische politierechter ten overvloede nog op hetgeen in de wetsgeschiedenis (Memorie van Antwoord, nr. 7, blz. 40) ten aanzien van het bepaalde in artikel 53, lid 1, van de WP is opgemerkt, namelijk dat het vervoer dat als nevenactiviteit wordt verricht ten behoeve van een hoofdactiviteit die niet uit het vervoer van personen bestaat, zoals werknemersvervoer, geen op de markt gericht commercieel vervoer is. UITSPRAAK VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT: RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van der Meer, economische politierechter, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de economische politierechter op 3 mei 2000. De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.