
Jurisprudentie
AA5951
Datum uitspraak2000-05-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR99/062HR
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR99/062HR
Statusgepubliceerd
Uitspraak
26 mei 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/062HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Groot-Brittannië,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr drs R. Dhalganjansing,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 13 juni 1996 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht vast te stellen dat [verzoeker] de Nederlandse nationaliteit bezit.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - heeft het verzoek bestreden.
De Officier van Justitie in het arrondissement ‘s-Gravenhage heeft ter terechtzitting van 2 december 1998 mondeling geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 13 januari 1999 het verzoek van [verzoeker] afgewezen.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren C.H.M. Jansen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 26 mei 2000.