Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6060

Datum uitspraak2000-04-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers95/03619
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 95/03619 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH U I T S P R A A K Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid W B.V. te R tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te X van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift tegen het bedrag dat door haar over het tijdvak juli 1995 als omzetbelasting op aangifte is voldaan. 1. Ontstaan en loop van het geding Op 17 augustus 1995 heeft belanghebbende als door haar over het tijdvak juli 1995 verschuldigde omzetbelasting een bedrag van fl. 10.000,= op aangifte voldaan. Het hiertegen door haar bij brief van 15 september 1995 - door de Inspecteur ontvangen op 19 september 1995 - gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak van 7 december 1995 afgewezen. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 75,=. De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden. De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 17 maart 1999 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer mr. K, verbonden aan M Belastingadviseurs, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. L, verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst. Belanghebbende heeft op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding. 2. Vaststaande feiten Blijkens de gedingstukken en de verklaringen van partijen ter zitting staat tussen partijen het volgende vast: 2.1. Belanghebbende is distributeur van huishoudelijke gebruiksvoorwerpen van het merk Y. Belanghebbende betrekt deze produkten van de importeur voor de Nederlandse markt, D B.V., en verkoopt deze produkten aan de consument door middel van het Y home-party verkoopsysteem. In dit verkoopsysteem worden de produkten onder de aandacht van de consument gebracht door tussenkomst van lokaal werkende freelance demonstratrices. Deze demonstratrices organiseren in het huis van een consument, de gastvrouw, een home-party. De gastvrouw nodigt vriendinnen en kennissen uit tot het bijwonen van deze home-party. Tijdens de party toont de demonstratrice de produkten aan de gasten en worden door de gasten bestellingen geplaatst voor aan hen te leveren produkten. Tevens maakt de demonstratrice afspraken voor nieuwe party's bij andere gastvrouwen. De demonstratrice geeft de bestellingen door aan belanghebbende, die de verkochte produkten bij haar laat bezorgen. De demonstratrice verzorgt vervolgens de aflevering van de bestelling aan de koper en int de verschuldigde koopsom. De gastvrouw ontvangt als blijk van waardering voor haar inspanningen enige geschenken, te weten een vast geschenk alsmede een geschenk dat afhankelijk is van het resultaat dat tijdens de home-party bij haar is behaald. De waarde van dit laatste geschenk neemt toe naarmate het resultaat van de party, in de vorm van behaalde omzet en gemaakte afspraken voor nieuwe party's, hoger is. De gastvrouw is van tevoren op de hoogte van dit geschenkensysteem. Naast de geschenken voor de gastvrouw wordt aan elke gast een kleine attentie verstrekt. 2.2. Het onder 2.1 vermelde geschenkensysteem is vastgesteld door de importeur en geldt voor het gehele land. De importeur bepaalt welke geschenken worden verstrekt en tot welke bedragen deze in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de na te melden korting voor verkoopkosten. Belanghebbende noch demonstratrice mogen afwijken van de regels welke de importeur op dit punt heeft gesteld. 2.3. De rechtsverhouding tussen belanghebbende en de demonstratrices was gedurende het tijdvak waarop de onderhavige naheffingsaanslag betrekking heeft, geregeld in een zogeheten afsprakenbrief. Een kopie van deze afsprakenbrief behoort als bijlage 3 bij het beroepschrift tot de stukken van het geding. Artikel 7 van deze afsprakenbrief luidt als volgt: "De Demonstratrice/teur heeft recht op een vergoeding voor haar werkzaamheden. Deze staat vermeld in de bijgesloten Betalings en Leveringsvoorwaarden, welke door de Distributeur éénzijdig kunnen worden gewijzigd.". De in dit artikel bedoelde betalings- en leveringsvoorwaarden, waarvan als bijlage 3 bij het beroepschrift eveneens een kopie tot de stukken van het geding behoort, luiden, voor zover te dezen van belang, als volgt: "4. Als vergoeding voor uw werkzaamheden ontvangt u een kommissie. Deze kommissie wordt berekend door een vast percentage van uw omzet te nemen en de uitkomst te verminderen met een korting vanwege verkoopkosten. Hierbij gelden de volgende regels: (...) d. de korting voor verkoopkosten bestaat uit een bijdrage in kosten die voor rekening zijn van de Distributeur maar die ook in uw belang worden gemaakt, zoals kosten voor vracht, verpakking, geschenken voor gasten en gastvrouw, en drukwerk; de korting bestaat deels uit een vast bedrag per bestelling en deels uit een bedrag dat afhankelijk is van het party-resultaat en het aantal party-deelnemers; e. uit de genoemde kommissie betaalt u uw eigen reiskosten en andere partykosten (bijvoorbeeld bij "doe"-parties). (...) 6. In het Y party-systeem worden aan de gastvrouw bepaalde geschenken verstrekt, mede afhankelijk van het party-resultaat (Dank U Wel Kado, Keuze Kado Gastvrouw, Sterrenplan). Daarnaast krijgen de gasten een attentie. De kosten van deze geschenkartikelen zijn voor rekening van de Distributeur. U bestelt de benodigde geschenkartikelen en geeft ze namens Y aan de gastvrouw en de gasten. De waarde van de bestelde geschenkartikelen telt niet mee voor de berekening van uw kommissie. 7. U ontvangt de koopprijs voor de artikelen kontant bij aflevering van de goederen van de gastvrouw voor ons als Distributeur. Het verschil tussen het bedrag aan "totaal verkopen Y" en het bedrag "te betalen aan Distributeur" is uw verdienste en mag u direkt behouden. Het bedrag "te betalen aan Distributeur" dient uiterlijk vrijdag in de week volgend op de week waarin goederen aan u zijn geleverd, overgemaakt te zijn aan Distributeur Y produkten. De Distributeur behoudt zich het recht van reklame, zoals omschreven in de artikelen 7:39 e.v. BW, uit te oefenen. (...)". 2.4. De in artikel 4, onderdeel d, van de betalings- en leveringsvoorwaarden bedoelde "bijdrage" bestaat uit vaste bedragen per kostensoort, welke bedragen losstaan van de daadwerkelijk door belanghebbende gemaakte kosten en welke derhalve ook geen vast percentage van die kosten uitmaken. Wèl is de "bijdrage" van de demonstratrices in de kosten van de geschenken hoger dan de door belanghebbende voor die geschenken voldane inkoopprijs. 2.5. Een voorbeeld van een afrekening tussen belanghebbende en een demonstratrice behoort in kopie als bijlage 2 bij het beroepschrift tot de stukken van het geding. Deze afrekening luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: Verkopen namens distributeur: excl. o.b. incl. o.b. Totale verkopen 425,= 499,38 Berekening van Uw commissie: Basis 145,34 Af: korting verkoopkosten in verband met: Keuzekado 33,= Dank-U-Wel-Kado 27,50 Gastenkadootjes 5,= Sterrenplan 10,13 Drukwerken 1,= Vracht- en administratiekosten 7,50 -/- 84,13 Uw commissie -/- 61,21 Te betalen aan distributeur 438,17. 2.6. Partijen zijn eensluidend van oordeel dat de demonstratrices niet als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) zijn aan te merken. Zij gaan er voorts van uit dat de demonstratrices koopovereenkomsten tot stand brengen tussen belanghebbende enerzijds en de onder 2.1 bedoelde gastvrouwen en gasten anderzijds en dat zij mitsdien bemiddelen bij een rechtstreekse levering van Y-produkten door belanghebbende aan de gastvrouwen en de gasten. 2.7. Met betrekking tot het onderhavige tijdvak (de maand juli 1995) heeft belanghebbende niet alleen omzetbelasting aangegeven en voldaan over de bedragen van haar verkopen aan de gastvrouwen en de gasten (het in de onder 2.5 weergegeven afrekening vermelde bedrag van fl. 425,=), maar ook over de bedragen welke zij op grond van artikel 4, aanhef en onderdeel d, van de betalings- en leveringsvoorwaarden als korting voor verkoopkosten in aanmerking heeft genomen (het in de vorenbedoelde afrekening vermelde bedrag van fl. 84,13). In bezwaar en thans in beroep stelt belanghebbende zich nader op het standpunt dat zij enerzijds over evenbedoelde korting voor verkoopkosten geen omzetbelasting is verschuldigd en dat zij anderzijds alsnog omzetbelasting dient te voldoen over de inkoopprijs van de door haar aan de gastvrouwen verstrekte geschenken. De Inspecteur is van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze aangifte heeft gedaan. Niet is in geschil dat indien belanghebbende over de korting voor verkoopkosten geen omzetbelasting is verschuldigd, aan belanghebbende teruggaaf dient te worden verleend van een bedrag van fl. 419,=. 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen 3.1. Het geschil betreft de vraag of de door belanghebbende op grond van artikel 4, aanhef en onderdeel d, van de betalings- en leveringsvoorwaarden in aanmerking genomen korting voor verkoopkosten gedeeltelijk behoort tot de vergoeding ter zake van een door belanghebbende jegens de gastvrouwen verrichte prestatie en gedeeltelijk de vergoeding is ter zake van door belanghebbende jegens de gasten en de demonstratrices verrichte prestaties. Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, terwijl de Inspecteur staande houdt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. 3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder voor wat belanghebbende betreft de door haar ter zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd: Belanghebbende De van de korting voor verkoopkosten deel uitmakende "bijdrage" in de kosten van de geschenken is inderdaad hoger dan de door belanghebbende voor die geschenken voldane inkoopprijs. Op jaarbasis bedraagt het belang van de onderhavige procedure - de maand juli is vanwege de vakantieperiode niet representatief - voor belanghebbende circa fl. 25.000,=. De onderhavige procedure is tevens van belang voor de heffing van omzetbelasting van andere distributeurs van Y-produkten. Het aan het slot van de aanvulling van het beroepschrift gedane verzoek om vergoeding van proceskosten heeft uitsluitend betrekking op de kosten van de aan belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Inspecteur Het gestelde in de laatste volzin van de tweede alinea op pagina 3 van het vertoogschrift laat, gelet op de gemaakte procesafspraak, onverlet dat indien belanghebbende geen omzetbelasting is verschuldigd over de korting voor verkoopkosten, zij in de onderhavige procedure recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting ten bedrage van fl. 419,=. Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten. 3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot het alsnog verlenen van een teruggaaf ten bedrage van fl. 419,=, terwijl de Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Partijen zijn eensluidend van oordeel dat de demonstratrices niet als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet zijn aan te merken. Zij gaan er voorts van uit dat de demonstratrices koopovereenkomsten tot stand brengen tussen belanghebbende enerzijds en de gastvrouwen en gasten anderzijds en dat zij mitsdien bemiddelen bij een rechtstreekse levering van Y-produkten door belanghebbende aan de gastvrouwen en de gasten. Het Hof zal zich bij deze gemeenschappelijke oordelen van partijen, welke mede van feitelijke aard zijn en waarvan niet is gebleken dat daaraan een juridisch onjuist uitgangspunt ten grondslag ligt, aansluiten. 4.2. De onder 2.3 weergegeven contractuele verhoudingen tussen belanghebbende en de demonstratrices kunnen naar het oordeel van het Hof niet anders worden uitgelegd dan dat de in artikel 4, aanhef en onderdeel d, van de betalings- en leveringsvoorwaarden vermelde korting voor verkoopkosten uitsluitend een onderdeel vormt van de berekening van de aan de demonstratrices toekomende commissie en dat deze korting niet in mindering wordt gebracht op deze commissie. Dit brengt met zich dat deze korting niet de vergoeding in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Wet kan vormen - of tot een dergelijke vergoeding kan behoren - ter zake van enige door belanghebbende hetzij jegens de gastvrouwen - indien wordt aangenomen dat belanghebbende een prestatie jegens de gastvrouw verricht en er derhalve niet uitsluitend sprake is van een prestatie van de gastvrouw jegens belanghebbende -, hetzij jegens de gasten, hetzij jegens de demonstratrices verrichte prestatie. Van een rechtstreeks verband tussen die prestatie en de korting voor verkoopkosten kan dan immers niet worden gesproken. De omstandigheden dat deze korting deels bestaat uit een bedrag dat afhankelijk is van het party-resultaat en het aantal party-deelnemers en dat de van deze korting deel uitmakende "bijdrage" in de kosten van de geschenken hoger is dan de door belanghebbende voor die geschenken voldane inkoopprijs, doen daar, ook indien tezamen beschouwd, niet aan af. 4.3. Gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen, is belanghebbende over de korting voor verkoopkosten geen omzetbelasting verschuldigd. Voor dit geval is niet in geschil dat aan belanghebbende alsnog een teruggaaf van het door haar over het onderhavige tijdvak op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting dient te worden verleend ten bedrage van fl. 419,=. 5. Proceskosten en griffierecht 5.1. In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, vindt het Hof, nu bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Belanghebbende heeft uitsluitend aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten van de haar in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof stelt deze kosten, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op 2 (punten voor proceshandelingen) x fl. 710,= (waarde per punt) x 2 (gewicht van de zaak) is fl. 2.840,=. Bij het vaststellen van het gewicht van de zaak heeft het Hof in aanmerking genomen hetgeen belanghebbende daaromtrent onweersproken heeft gesteld. 5.2. De omstandigheid dat het beroep gegrond is, brengt, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, met zich dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 75,= dient te vergoeden. 6. Beslissing Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt: Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak; verleent teruggaaf ten bedrage van fl. 419,=; veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 2.840,= onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad fl. 75,= wordt vergoed. Aldus vastgesteld op 31 januari 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en A.L.C. Simons, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 4 april 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.