Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6068

Datum uitspraak2000-02-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/01444
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER. Nr. 98/01444 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH. U I T S P R A A K. Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van X te Y tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 29 juli 1999 op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd financiën en belastingen van de gemeente P (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift tegen de hem opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 1997. De behandeling van het verzet. Deze heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 19 januari 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is verschenen en gehoord belanghebbende. De gronden. 1. Bij voornoemde beschikking is de bestreden uitspraak bevestigd. 2. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking tijdig verzet gedaan. 3. Belanghebbende heeft de ambtenaar een schrijven, gedagtekend 30 januari 1998, gezonden inzake de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor de jaren 1996 en 1997. Aangezien de wet niet of nauwelijks bepaalt in welke vorm de indiening van een bezwaarschrift moet geschieden en uit het schrijven blijkt tegen welke aanslagen het zich richt, is genoemd schrijven door de ambtenaar terecht als bezwaarschrift aangemerkt. De ambtenaar heeft belanghebbende bij (één) uitspraak van 20 februari 1998 niet-ontvankelijk verklaard in dat bezwaar. Belanghebbende heeft op 16 maart 1998 een beroepschrift ingediend bij het Hof tegen de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor de jaren 1996 en 1997. Het Hof heeft dit beroepschrift ambtshalve gesplitst. 4. De ambtenaar had hetzij belanghebbende in de gelegenheid dienen te stellen het bezwaarschrift te vervangen door twee bezwaarschriften respectievelijk gericht tegen de aanslagen voor het jaar 1996 en 1997, hetzij het bezwaarschrift ambtshalve dienen te splitsen in twee bezwaarschriften. Vervolgens had de ambtenaar bij twee afzonderlijke uitspraken moeten beslissen. Aan de verplichting van de ambtenaar om belanghebbende in de gelegenheid te stellen het bezwaarschrift te vervangen als evenbedoeld danwel het ambtshalve te splitsen als evenbedoeld, doet niet af dat de bezwaren naar zijn inzicht niet-ontvankelijk zijn. 5. Het Hof ziet evenwel om proceseconomische redenen ervan af de bestreden uitspraak te vernietigen en de ambtenaar het bezwaar alsnog te doen vervangen of splitsen als onder 4. bedoeld. 6. Het aanslagbiljet is gedagtekend 31 januari 1997. Vaststaat dat het bezwaarschrift op 3 februari 1998 bij de ambtenaar is binnengekomen. Onder deze omstandigheden zou vervanging of splitsing van het bezwaarschrift als onder 4. bedoeld zinloos zijn daar de bezwaarschriften niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bij de ambtenaar zijn ingediend en de ambtenaar uiteindelijk tot geen andere beslissing zou kunnen komen dan belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar. Niet-ontvankelijkverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht nog slechts achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Hetgeen belanghebbende in het verzetschrift heeft aangevoerd maakt de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar. 7. Uit het vorenoverwogene volgt dat de uitspraak van de ambtenaar terecht is bevestigd, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard. De proceskosten. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De beslissing. Het Hof verklaart het verzet ongegrond. Aldus vastgesteld op 23 februari 2000 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 23 februari 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.