Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6086

Datum uitspraak2000-01-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers97/00746
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 97/00746 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X Computers Nederland B.V. te Q tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid grote ondernemingen te Q van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar met verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak juli 1996, aanslagnummer 0000.00.000.F.01.0000 1. Ontstaan en loop van het geding De vorenvermelde naheffingsaanslag is met dagtekening 28 september 1996 opgelegd tot een bedrag van fl. 421.287,= aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van ƒ 1.000,=. Op 4 november 1996 heeft de Inspecteur deze naheffingsaanslag ambtshalve in dier voege verminderd dat de daarin begrepen verhoging is vervallen. Naar aanleiding van het door belanghebbende met betrekking tot deze naheffingsaanslag gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur deze aanslag, zoals die na de evenvermelde ambtshalve verleende vermindering luidt, bij uitspraak van 7 maart 1997 gehandhaafd. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig in beroep gekomen bij het Hof. Terzake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 75,=. De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 28 oktober 1997 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer S en mevrouw S, beiden directeur van belanghebbende, alsmede de heer drs. Z, verbonden aan Y Accountants/Adviseurs te Q, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van de heer mr. C, als advocaat verbonden aan het kantoor te T van A en B Advocaten, en de heer S jr., alsmede van de heren drs. F RA en H, beiden eveneens verbonden aan Y Accountants/Adviseurs te Q, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. P, bijgestaan door de heer W, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst. Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen. Voorts heeft de Inspecteur te dezer zitting een gekleurd exemplaar overgelegd van de bij zijn pleitnota behorende bijlage 3-2, alsmede, met toestemming van belanghebbende, een passage uit een proces-verbaal van verhoor van de op pagina 3 van bijlage 3-1 bij zijn pleitnota bedoelde ex-werknemer van belanghebbende. Verder heeft belanghebbende te dezer zitting een reactie op de pleitnota van de Inspecteur voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft verklaard tegen overlegging van de bij deze reactie behorende bijlagen geen bezwaar te hebben. Na deze zitting heeft op de voet van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken een briefwisseling plaatsgevonden tussen het Hof en partijen, met betrekking tot welke briefwisseling het bepaalde in artikel 16 van die wet is nageleefd. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 13 mei 1998 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen met uitzondering van de heer B voornoemd dezelfde personen verschenen en gehoord als ter eerste zitting, met dien verstande dat de heer Z voornoemd nog tot bijstand was vergezeld van de heer Van de P, verbonden aan Y Accountants/Adviseurs te Q. Partijen hebben ook te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van de Inspecteur behorende bijlagen, doch heeft tevens uitdrukkelijk verklaard niet in de gelegenheid te willen worden gesteld om na aanhouding van de zaak nader van die bijlagen kennis te nemen en zich vervolgens over die bijlagen uit te laten. Voorts heeft belanghebbende te dezer zitting met toestemming van de Inspecteur een kopie overgelegd van een brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 20 september 1996, alsmede een overzicht van relevante civiel- en strafrechtelijke procedures, data en gebeurtenissen en heeft de Inspecteur te dezer zitting met toestemming van belanghebbende een overzicht overgelegd van de ontvangsten en betalingen op de ten name van na te melden Handels- en Beleggingsmaatschappij "L & B" B.V. staande rekening nr. 00.00.00.000. bij de Bank. Tenslotte hebben beide partijen te dezer zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen het tot de stukken rekenen van een kopie van een pagina uit de telefoongids van PTT Telecom voor Leiden van juli 1996. Het Hof rekent alle vorenvermelde stukken, waaronder met name ook alle vermelde pleitnota's, tot de stukken van het geding. Na de tweede mondelinge behandeling van de zaak op 13 mei 1998 heeft het Hof nog een brief, met bijlagen, van de Inspecteur van 4 mei 1999 ontvangen, alsmede, naar aanleiding van die brief, een brief, met bijlage, van belanghebbende van 3 juni 1999. In verband met de omstandigheid dat deze brieven en bijlagen buiten de procesorde zijn ingediend, zal het Hof op de inhoud van die brieven en bijlagen geen acht slaan. 2. Vaststaande feiten Blijkens de gedingstukken en de gedeeltelijk hiervan afwijkende verklaringen van partijen op de beide zittingen staat tussen partijen het volgende vast: 2.1. Belanghebbende handelt in onderdelen en accessoires van computers. Tevens houdt zij zich bezig met het assembleren van computers en aanverwante produkten. Zij is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). 2.2. In belanghebbendes administratie komen 28 facturen en 8 creditnota's voor welke blijkens hun opschrift afkomstig zijn van Z Electronics B.V., P-straat 1 te L, telefoon- en faxnummer 000-99999999 De eerste van deze facturen en creditnota's dateert van 14 juni 1996, de laatste van 6 augustus 1996. Op deze facturen en creditnota's is terzake van de levering van computerprocessoren aan belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting in rekening gebracht van in totaal per saldo fl. 11.615.035,=, waarvan fl. 3.877.859,= op in de maand juni 1996 gedateerde facturen en creditnota's, fl. 5.636.436,= op in de maand juli 1996 gedateerde facturen en creditnota's en fl. 2.100.740,= op in de maand augustus 1996 gedateerde facturen en creditnota's. Belanghebbende houdt staande dat de op deze facturen vermelde computerprocessoren ook daadwerkelijk aan haar zijn geleverd, de Inspecteur stelt dat in ieder geval de op een aantal van deze facturen vermelde computerprocessoren niet daadwerkelijk aan belanghebbende zijn geleverd. 2.3. Op de eerste vijf van de onder 2.2 bedoelde facturen (de facturen van 14 juni 1996, 17 juni 1996, 18 juni 1996, 20 juni 1996 en 21 juni 1996) staat het volgende vermeld: Gaarne dit bedrag telefonisch overmaken naar bankrekening 00.00.00.000 de Bank te O. Tel: 000-9999999 ten name van L&B bv / E te L. 2.4. Op alle onder 2.2 bedoelde facturen en creditnota's komt de volgende stempelafdruk voor: P BV ELECTRONICS L / NL Op een aantal van deze facturen en creditnota's is onderaan de naam N.N vermeld. Aan de voet van deze facturen en creditnota's is telkens vermeld: Bank: de Bank nr. 0000000 - K.v.K. nr. 000 00000 - BTW nr. 88888888888 Evenvermelde bankrekening staat ten name van de onder 2.5 te melden Handels- en Beleggingsmaatschappij "L & B" B.V., op welke vennootschap ook het evenvermelde nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het evenvermelde BTW-nummer betrekking heeft. Belanghebbende heeft de haar op deze facturen in rekening gebrachte bedragen telkens op de datum van dagtekening van deze facturen door middel van een telefonische overboeking overgemaakt naar de op deze facturen vermelde bankrekening. Over deze bankrekening konden uitsluitend de onder 2.5 te noemen heer N.N en diens broer M.N beschikken. Alle vorenbedoelde facturen en creditnota's behoren in kopie als bijlage 4 bij het beroepschrift tot de stukken van het geding. 2.5. Een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met de naam P Electronics B.V. of de naam P B.V. of de naam P B.V. Electronics bestaat niet. Wèl bestaat de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Handels- en Beleggingsmaatschappij "L & B" B.V., statutair gevestigd te O. Blijkens een als bijlage 2 bij het beroepschrift behorende kopie van een op 29 mei 1996 vervaardigd uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor X-land is deze vennootschap opgericht bij notariële akte van 6 januari 1995, handelt deze vennootschap niet alleen onder haar eigen naam maar ook onder de naam P Electronics, is het adres van deze vennootschap P-straat 1 te L, heeft deze vennootschap onder meer ten doel de im- en export van - en de groothandel in ongeregelde goederen, is de heer N.N, K-straat 1 te L, sedert 13 mei 1996 de enige aandeelhouder en tevens de enige, alleen/zelfstandig bevoegde directeur van deze vennootschap en zijn bij deze vennootschap (hierna: L & B B.V.) verder geen personen werkzaam. Evengenoemde heer N.N heeft van 23 november 1989 tot 14 december 1993 ingeschreven gestaan op het adres K-straat 1 te L. Volgens een als bijlage 6 bij de door de Inspecteur ter eerste zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota behorende kopie van een op 24 oktober 1996 door het bestuur van de gemeente L afgegeven afschrift van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is de heer N.N voornoemd op 14 december 1993 met onbekende bestemming vertrokken. In verband met deze laatste omstandigheid, alsmede in verband met de omstandigheid dat op haar brieven aan L & B B.V. van 2 september 1996 niet werd gereageerd en dat andere aan L & B B.V. verzonden poststukken onbestelbaar terugkwamen, heeft de vorengenoemde Kamer van Koophandel de inschrijving van de onderneming van L & B B.V. in het door haar gehouden Handelsregister per 7 oktober 1996 ambtshalve doorgehaald. In de telefoongids van PTT Telecom voor Leiden van juli 1996 staat de heer N.N vermeld, met als adres P-straat 1 en als telefoonnummer 99999999 2.6. Blijkens bijlage 16 bij belanghebbendes brief aan het Hof van 20 januari 1998 heeft de heer N.N daags voor 29 mei 1996, namelijk op 28 mei 1996, bij de onder 2.5 genoemde Kamer van Koophandel aangifte gedaan van de omstandigheid dat L & B B.V. met ingang van 28 mei 1996 niet alleen onder haar eigen naam handelt maar ook onder de naam P Electronics en dat sedert 6 januari 1995 het doel van L & B B.V. mede de im- en export van - en de groothandel in ongeregelde goederen omvat. 2.7. De op de onder 2.2 bedoelde facturen (hierna ook wel: de onderhavige facturen) vermelde omzetbelasting is niet door enige (rechts)persoon, ook niet door L & B B.V., aangegeven of aan de fiscus voldaan. Terzake van deze omzetbelasting zijn door de fiscus ook geen naheffingsaanslagen opgelegd. 2.8. Belanghebbende heeft gesteld dat een zekere heer W. het contact tussen haar en "P" tot stand heeft gebracht en dat zij alvorens bestellingen bij "P" te plaatsen - het onder 2.5 vermelde uittreksel de dato 29 mei 1996 uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft opgevraagd - de in dit uittreksel vermelde gegevens heeft vergeleken met de informatie die "P" gaf - bij de heer C heeft nagevraagd wat voor bedrijf "P" is - informatie in de markt heeft ingewonnen naar de naam en de bekendheid van "P" - de door "P" berekende prijzen heeft vergeleken met de overige marktprijzen - het BTW-nummer van "P" heeft opgevraagd, en - een fotokopie heeft gemaakt van het paspoort van de heer N. N en de in dit paspoort vermelde gegevens heeft vergeleken met de in het vorenvermelde uittreksel uit het Handelsregister vermelde gegevens. Voorts heeft belanghebbende gesteld dat de heer N.N zich zelf bij haar heeft gemeld, dat zij alle bestellingen bij "P" heeft gedaan bij een zekere heer P. (Piet) van B, dat zij deze heer Van B steeds op een autotelefoonnummer bereikte en dat alle op de onderhavige facturen vermelde goederen bij haar zijn afgeleverd door de heer N.N, in gezelschap van de heer Van B, waarbij de heer Van B de indruk wekte de ondergeschikte te zijn van de heer N.N. 2.9. Belanghebbende verdedigt dat L & B B.V., handelend onder de naam P Electronics, de ondernemer is die de op de onderhavige facturen vermelde goederen aan haar heeft geleverd en dat zulks duidelijk uit deze facturen is op te maken. De Inspecteur stelt dat de onderhavige facturen niet aan belanghebbende zijn uitgereikt door L & B B.V., doch door de onder 2.8 genoemde heer Van B dan wel door een groep waartoe deze behoort en dat indien en voor zover deze facturen betrekking hebben op daadwerkelijk aan belanghebbende verrichte leveringen, deze leveringen niet zijn verricht door L & B B.V., doch door de heer Van B dan wel door de groep waartoe deze behoort. 2.10. Bij haar op 26 juli 1996 door de Inspecteur ontvangen aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak juni 1996 heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting ad per saldo fl. 8.624.115,=. Bij de berekening van dit bedrag heeft belanghebbende rekening gehouden met een bedrag aan zogeheten voorbelasting ad in totaal fl. 11.779.601,=, waaronder fl. 3.877.859,= terzake van de onder 2.2 bedoelde facturen. 2.11. Op 8 augustus 1996 heeft tussen belanghebbende en de Inspecteur een gesprek plaatsgevonden waarbij onder meer belanghebbendes inkopen bij "P" ter sprake zijn gekomen. Belanghebbende stelt naar aanleiding van dit gesprek haar relatie met "P" te hebben beëindigd. 2.12. De zakelijke inhoud van een brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 28 augustus 1996 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "Naar aanleiding van de aangifte omzetbelasting over het tijdvak juni 1996 deel ik U mede dat deze wordt gecorrigeerd voor de facturen van P Electronics B.V.. (...) Concreet betekent dit dat de aangifte leidt tot een teruggaaf van fl. 8.624.115,= minus fl. 3.877.859,= is fl. 4.746.256,=". 2.13. Bij haar op 1 september 1996 door de Inspecteur ontvangen aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak juli 1996 heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting ad per saldo fl. 5.215.149,=. Bij de berekening van dit bedrag heeft belanghebbende rekening gehouden met een bedrag aan voorbelasting ad in totaal fl. 9.194.773,=, waaronder fl. 5.636.436,= terzake van de onder 2.2 bedoelde facturen. 2.14. De zakelijke inhoud van een brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 2 september 1996 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "Naar aanleiding van de aangifte omzetbelasting over het tijdvak juli 1996 deel ik U mede dat deze wordt gecorrigeerd voor de facturen van P Electronics B.V.. (...) Concreet betekent dit dat de aangifte niet leidt tot een teruggaaf maar tot een te betalen bedrag van fl. 5.215.149,= minus fl. 5.636.436,= is fl. 421.287,=. (...).". 2.15. De zakelijke inhoud van een in kopie als bijlage 18 bij de brief van de Inspecteur aan het Hof van 3 december 1997 tot de stukken behorende brief van belanghebbende aan de Inspecteur van 3 september 1996 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "Betreft: aangifte omzetbelasting juni en juli (...) In reactie op uw brieven van 28 augustus 1996 en 2 september 1996 delen wij u mede dat wij ons niet kunnen verenigen met het door u ingenomen standpunt dat voorheffing B.T.W., vermeld op facturen van Handels- en Beleggingsmaatschappij L & B B.V., handelend onder de naam P Electronics, niet kan worden gehonoreerd omdat in het briefhoofd van deze facturen de naam P Electronics B.V. staat vermeld. Tegen de aanslag die terzake door u wordt opgelegd, maken wij middels dit schrijven, bezwaar. De reden tot dit bezwaar is, dat wij, in tegenstelling tot uw opvatting, van mening zijn dat de facturen in kwestie voldoen aan de daaraan te stellen eisen. (...).". 2.16. Bij beschikking van 16 september 1996 heeft de Inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak juni 1996 teruggaaf verleend van een bedrag aan omzetbelasting ad fl. 4.746.256,=. 2.17. De zakelijke inhoud van een door belanghebbende ter tweede zitting in kopie overgelegde brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 20 september 1996 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "Betreft Bezwaarschrift Ik heb het bezwaarschrift ontvangen dat u heeft ingediend tegen de aanslag Omzetbelasting juni en juli aanslagnummer: 8019.46.347, t.a.v.: X Computers Nederland B.V. Binnen 3 maanden na de dagtekening van deze brief ontvangt u een uitspraak op het bezwaarschrift. (...).". 2.18. Met dagtekening 28 september 1996 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak juli 1996 opgelegd ten bedrage van fl. 421.287,= aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van fl. 1.000,=. Op 4 november 1996 heeft de Inspecteur deze naheffingsaanslag ambtshalve in dier voege verminderd dat de daarin begrepen verhoging is vervallen. 2.19. Bij uitspraken van 7 maart 1997 heeft de Inspecteur de onder 2.16 vermelde beschikking en de onder 2.18 vermelde naheffingsaanslag, zoals deze na de aldaar vermelde ambtshalve verleende vermindering luidt, gehandhaafd. 2.20. Bij beschikking van 14 november 1997 heeft de Inspecteur belanghebbendes onder 2.13 vermelde verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak juli 1996 afgewezen. 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen 3.1. Het geschil betreft de volgende vragen: I. Heeft belanghebbende op grond van het bepaalde in artikel 2 jo. artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, jo. artikel 35, eerste lid, van de Wet recht op aftrek als voorbelasting van de op de onderhavige facturen vermelde bedragen aan omzetbelasting? II. Zo neen, heeft belanghebbende op grond van bij haar door de resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 18 augustus 1982, nr. 281-18051, BNB 1982/294, gewijzigd bij resolutie van 24 april 1991, nr. VB 91/1006, (hierna: de resolutie) gewekt, in rechte te beschermen vertrouwen recht op aftrek als voorbelasting van de op deze facturen vermelde bedragen aan omzetbelasting? Belanghebbende is van oordeel dat deze beide vragen bevestigend dienen te worden beantwoord, de Inspecteur is van mening dat deze beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. 3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke zij daartoe hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de door hen op de beide zittingen voorgedragen en overgelegde pleitnota's, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Op de beide zittingen hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd: Op de eerste zitting Belanghebbende: Een beroep wordt gedaan op bij belanghebbende door de resolutie gewekt, in rechte te beschermen vertrouwen. De Inspecteur: Betwist wordt dat belanghebbende een fotokopie heeft gemaakt van het paspoort van de heer N.N; een dergelijke kopie is door belanghebbende nimmer getoond. Op de tweede zitting Belanghebbende: Ten tijde van het schrijven van belanghebbendes onder 2.15 vermelde brief aan de Inspecteur van 3 september 1996 kon belanghebbende, gelet op de onder 2.14 vermelde brief van de Inspecteur van 2 september 1996, redelijkerwijs menen dat de onderhavige naheffingsaanslag reeds was opgelegd. In belanghebbendes als bijlage 3 bij het vertoogschrift in kopie tot de stukken behorende brief aan de Inspecteur van 15 januari 1997 is ten onrechte sprake van een brief van de Inspecteur (mevrouw B) aan belanghebbende van 29 september 1996; deze brief is in werkelijkheid - zoals ook blijkt uit de door belanghebbende ter tweede zitting overgelegde kopie daarvan - gedagtekend op 20 september 1996. Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Inspecteur: Ten tijde van het schrijven van haar onder 2.15 vermelde brief aan de Inspecteur van 3 september 1996 kon belanghebbende inderdaad redelijkerwijs menen dat de onderhavige naheffingsaanslag reeds was opgelegd. Op het als bijlage 17 bij de brief van de Inspecteur aan het Hof overgelegde duplicaat van deze naheffingsaanslag is als tijdvak ten onrechte juli 1997 in plaats van juli 1996 vermeld. Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten. 3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Beide partijen hebben op de tweede zitting verklaard van oordeel te zijn dat belanghebbende ten tijde van het schrijven van haar onder 2.15 vermelde brief aan de Inspecteur van 3 september 1996 redelijkerwijs kon menen dat de onderhavige naheffingsaanslag reeds was opgelegd. Het Hof zal zich bij dit gemeenschappelijk oordeel van partijen, dat mede van feitelijke aard is en waarvan niet is gebleken dat daaraan een juridisch onjuist uitgangspunt ten grondslag ligt, aansluiten. 4.2. In verband hiermede, alsmede gelet op het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de Inspecteur belanghebbende bij het doen van de bestreden uitspraak terecht ontvankelijk geacht in haar bij evenbedoelde brief tegen de onderhavige naheffingsaanslag gemaakte bezwaar. 4.3. De in artikel 2 van de Wet bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is, voor zover te dezen van belang, de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur (artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet). Ingevolge het bepaalde in artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet is de ondernemer, voor zover te dezen van belang, verplicht ter zake van zijn leveringen en diensten aan een andere ondernemer een factuur uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze naam en adres van de ondernemer die de levering of de dienst verricht, is vermeld. 4.4. Gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 19 december 1990, BNB 1991/235*, heeft geoordeeld, is aan evenvermeld vereiste, voor wat betreft de vermelding van de naam van de ondernemer, nog voldaan indien een in de factuur vermelde onjuiste naam ondanks de gemaakte fout geen ruimte laat voor misverstand omtrent de identiteit van de ondernemer. 4.5. Naar het oordeel van het Hof is op de onderhavige facturen op duidelijke en overzichtelijke wijze als naam van de presterende ondernemer de naam P Electronics B.V. vermeld. Nu vaststaat dat een vennootschap met een dergelijke naam niet bestaat, kan P Electronics B.V. niet de presterende ondernemer zijn. 4.6. Belanghebbende heeft gesteld dat de presterende ondernemer L & B B.V., handelende onder de naam P Electronics, is, maar ook indien deze vennootschap inderdaad de presterende ondernemer is, is zulks naar het oordeel van het Hof niet op duidelijke en overzichtelijke wijze op de onderhavige facturen vermeld, ook niet op de vijf onder 2.3 bedoelde facturen. Ook kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat de omstandigheid dat op de onderhavige facturen P Electronics B.V. als de presterende ondernemer is vermeld, geen ruimte laat voor misverstand omtrent de werkelijke identiteit van de presterende ondernemer. Het Hof neemt bij deze oordelen in aanmerking dat op de onderhavige facturen op duidelijke en overzichtelijke wijze de indruk wordt gewekt dat P Electronics B.V. de presterende ondernemer is en dat de enkele vermelding op een aantal van deze facturen dat betaling kan - dan wel dient - te geschieden op een ten name van L & B B.V./P Electronics staande bankrekening, aan deze indruk niet kan afdoen, laat staan dat door deze vermelding op duidelijke en overzichtelijke wijze de indruk zou worden gewekt dat L & B B.V. en niet P Electronics B.V. de presterende ondernemer zou zijn. De omstandigheid dat P Electronics B.V. niet bestaat en dat er derhalve geen twijfel over kan bestaan dat deze vennootschap niet de presterende ondernemer is, doet aan het vorenstaande niet af nu het te dezen gaat om hetgeen bij eerste oogopslag en niet om hetgeen eerst na nader onderzoek, in bijvoorbeeld het Handelsregister, uit een factuur kan worden opgemaakt. 4.7. Gelet op hetgeen onder 4.3 tot en met 4.6 is overwogen, is met betrekking tot de in de omschrijving van het geschil onder I vermelde vraag het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. 4.8. Toepassing van de resolutie is blijkens haar tekst slechts mogelijk in gevallen waarin, voor zover te dezen van belang, het bestaan c.q. de hoedanigheid van de presterende ondernemer vaststaat. 4.9. Naar het oordeel van het Hof is, ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat alle op de onderhavige facturen vermelde goederen daadwerkelijk aan belanghebbende zijn geleverd, de hoedanigheid van de presterende ondernemer niet komen vast te staan. Gelijk onder 4.5 is overwogen, kan P Electronics B.V. niet de presterende ondernemer zijn geweest, terwijl belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat L & B B.V. de presterende ondernemer is. De omstandigheden dat op de onderhavige facturen verschillende vermeldingen voorkomen welke in de richting wijzen van, dan wel betrekking hebben op, deze vennootschap, dat betaald kon worden - en ook daadwerkelijk betaald is - op een ten name van deze vennootschap staande bankrekening en dat bij de afleveringen van de goederen steeds de directeur van deze vennootschap, de heer N.N, aanwezig was, maken, ook indien tezamen beschouwd, dit laatste onvoldoende aannemelijk. Anderzijds heeft de Inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de heer Van B, dan wel een groep waartoe deze behoort, de presterende ondernemer is. 4.10. Gelet op hetgeen onder 4.8 en 4.9 is overwogen, dient belanghebbendes beroep op de resolutie te worden verworpen. 4.11. Bovendien zouden de onderhavige facturen, indien wèl vast zou staan dat L & B B.V. dan wel de heer Van B, dan wel een groep waartoe de heer Van B behoort, de presterende ondernemer is, niet slechts een formeel gebrek als bedoeld in de resolutie vertonen, nu volgens deze facturen P Electronics B.V. de presterende ondernemer is. Ook indien L & B B.V., handelende onder de naam P Electronics, de presterende ondernemer zou zijn, kan niet worden gezegd dat de vermelding in de kop van de facturen van de aanduiding "B.V." achter de naam P Electronics slechts een gebrek van formele aard als bedoeld in de resolutie is. 4.12. Ook belanghebbendes stelling dat zij bij het in ontvangst nemen van de onderhavige facturen de redelijkerwijs van haar te verlangen zorgvuldigheid heeft betracht, moet worden verworpen nu belanghebbende tevens heeft gesteld dat zij alvorens bestellingen bij "P" te plaatsen het onder 2.5 vermelde uittreksel de dato 29 mei 1996 uit het Handelsregister heeft opgevraagd en bij vergelijking van de in dit uittreksel vermelde gegevens met de onderhavige facturen terstond in het oog valt dat deze facturen in die zin van die gegevens afwijken dat op deze facturen als presterende ondernemer uitdrukkelijk P Electronics B.V. is vermeld, terwijl uit die gegevens blijkt dat P Electronics slechts de handelsnaam is van een geheel andere B.V.. De enkele omstandigheid dat op een aantal van die facturen is vermeld dat betaling kan - dan wel dient - te geschieden op een ten name van die andere B.V. staande bankrekening, doet hier niet aan af. 4.13. Gelet op hetgeen onder 4.8 tot en met 4.12 is overwogen, is niet alleen met betrekking tot de in de omschrijving van het geschil onder I vermelde vraag, maar ook met betrekking tot de aldaar onder II vermelde vraag het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd. 4.14. Tot slot merkt het Hof op dat het bij het vorenstaande geen acht heeft geslagen op de inhoud van de bij de door de Inspecteur op de tweede zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota behorende bijlagen, zodat aan het door belanghebbende tegen het overleggen van die bijlagen gemaakte bezwaar kan worden voorbijgegaan. 5. Proceskosten Beide partijen hebben op de tweede zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten. 6. Beslissing Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt: Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus vastgesteld op 31 januari 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en A.L.C. Simons, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 12 mei 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.