Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6096

Datum uitspraak2000-03-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers97/00697
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 97/00697 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van Xmaatschappij te Y, tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992 De mondelinge behandeling De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 1 maart 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur. Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 15 maart 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak De gronden voor de beslissing 1. Na de zitting is nog uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende op haar fiscale balans per 31 december 1992 een voorziening mag vormen voor de verplichting tot betaling van klantenvergoedingen, uit hoofde van artikel 442, Boek 7 BW (hierna: klantenvergoedingen), aan haar agenten bij beëindiging van hun agentuurovereenkomst. 2. Belanghebbende heeft ter zitting (in afwijking van de eerder door haar in het geding gebrachte stukken) uitdrukkelijk verklaard, en de Inspecteur heeft uiteindelijk niet weersproken, dat evenbedoelde agentuurovereenkomsten geen toekomstige voordelen voor haar zouden opleveren, mede omdat een contractuele duurverhouding tussen de klanten en de agenten van belanghebbende ontbreekt. Daarom acht het Hof niet aannemelijk dat de desbetreffende agenten met vrucht aanspraak zouden hebben kunnen maken op klantenvergoedingen. Niet valt in te zien immers hoe, bij afwezigheid van doorlopende contractuele banden met de klanten, zou kunnen worden voldaan aan het in artikel 442, eerste lid, onderdeel a, Boek 7 BW neergelegde vereiste dat de overeenkomsten die middels de agenten zijn gesloten met de klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren. 3. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het Hof niet voldaan aan het voor de vorming van de litigieuze voorziening te stellen vereiste dat ter zake van de klantenvergoedingen een redelijke mate van zekerheid bestond dat zij zich in de toekomst zouden voordoen. Daaraan doet niet af dat belanghebbende in latere jaren aan sommige agenten bij beëindiging van hun agentuurovereenkomst onverplicht uitkeringen heeft verstrekt, aangezien het geschil zich beperkt tot de vraag of een voorziening kan worden gevormd ter zake van de uit artikel 442 Boek 7 BW voortvloeiende verplichtingen. 4. Derhalve moet de in geschil zijnde vraag ontkennend worden beantwoord en is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. De proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 15 maart 2000 door A.J. van Soest, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en R.J. Koopman in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 maart 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,= verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.