Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6269

Datum uitspraak2000-03-30
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/3222
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Zwolle Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 00/3222 VRWET Z CM uitspraak: 30 maart 2000 U I T S P R A A K op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 26 van de Vreemdelingenwet, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende: A, geboren op [...] 1966 te B, nationaliteit Vietnamese, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel. Namens de vreemdeling heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, op 16 maart 2000 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, bevolen op 9 september 1999 en tevens verzocht om schadevergoeding. Verweerder heeft de bewaring op 24 maart 2000 opgeheven, omdat de aanvraag om afgifte van een laissez-passer bij de Vietnamese autoriteiten inmiddels te lang duurt. Met de vreemdeling is mr. Krauth voornoemd, ter zitting verschenen. Namens de Staatssecretaris van Justitie is de heer A.H. Straatman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Zwolle, verschenen. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het resterende verzoek om schadevergoeding af te wijzen. Rechtsoverwegingen Het bevel tot bewaring van 9 september 1999 is gegeven, nadat de vreemdeling werkend is aangetroffen in een Vietnamese kiosk te Heerenveen, nu de uitzetting van de vreemdeling is gelast en omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, zoals nader in het bevel aangegeven (artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, Vw). Bij uitspraak van 21 oktober 1999 heeft de rechtbank (het voortduren van) de bewaring niet onrechtmatig geoordeeld. Derhalve is thans uitsluitend de rechtsvraag aan de orde of sedert genoemde uitspraak nog zicht op uitzetting bestaat. De raadsman heeft betoogd dat de bewaring na zes maanden onrechtmatig is geworden. De rechtbank verwerpt die stelling. Weliswaar moet gezegd worden dat op basis van door de vreemdeling verstrekte gegevens een weliswaar niet geheel kansloze aanvraag is gedaan om afgifte van een laissez-passer bij de Vietnamese autoriteiten. Daar staat tegenover dat de vreemdeling op 11 januari 2000 heeft verklaard niet te willen meewerken aan de afgifte van een laissez-passer en bij zijn vriendin in Nederland te willen blijven. Die houding leidt de rechtbank tot het oordeel dat van een harde zesmaanden termijn niet gesproken kan worden, in dier voege dat de bewaring na zes maanden uit het oogpunt van belangenafweging onrechtmatig is geworden. Daarbij speelt ook een rol dat de houding van de vreemdeling niet uitsluit dat hij wellicht minder identiteitsgegevens heeft geopenbaard dan bij een meer welwillende houding mogelijk was geweest. Een en ander in onderling verband beschouwd leidt de rechtbank tot de slotsom dat opheffing van de bewaring niet ontijdig laat heeft plaatsgevonden. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gewezen door mr. L.M. Rijksen, in tegenwoordigheid van M.G. den Ambtman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2000 Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in artikel 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle. Afschrift verzonden: 30 maart 2000