Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6323

Datum uitspraak2000-03-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1319
Statusgepubliceerd


Uitspraak

nw Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/1319 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 13 februari 1998 op bezwaar soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1996 mondelinge behandeling : op 29 februari 2000 te Arnhem door mr N.E. Haas, vice-president, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier waarbij verschenen : de Inspecteur waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel tot het bijwonen van de zitting uitgenodigd bij brief van de griffier van 18 januari 2000, verzonden aan het adres a-straat 8 te 1111 aa Z. De uitnodiging is aangetekend met handtekening retour per post verzonden. Blijkens de van PTT ontvangen retourkaart is de uitnodiging op 18 januari 2000 aan X-Y uitgereikt gronden: 1. Belanghebbende, geboren in 1961 en gehuwd, was in het onderhavige jaar in dienstbetrekking werkzaam als assistent-accountant. Belanghebbende volgde in dat jaar een cursus controller alsmede de opleiding tot accountant-administratieconsulent. Hiervoor volgde hij onder andere op vrijdagmiddagen lessen/colleges. Om deze lessen/colleges te kunnen bijwonen nam belanghebbende verlof op. Belanghebbende kreeg zijn volledige salaris door zijn werkgever doorbetaald. 2. Belanghebbende heeft een bedrag ad [105 (verlofuren) maal ¦ 33,- (uurloon) =] ¦ 3.465,- als kosten voor studie en opleiding voor een beroep op zijn onzuivere inkomen in mindering gebracht. De Inspecteur heeft dit bedrag niet in aftrek toegestaan. 3. In geschil is het antwoord op de vraag of de door belanghebbende berekende tegenwaarde ad ¦ 3.465,- van door hem aan studie bestede verlofuren als uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep als bedoeld in artikel 46, lid 1, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kan worden aangemerkt. 4. Vaststaat, dat de door belanghebbende voor het bijwonen van lessen/colleges opgenomen verlofuren niet tot derving van inkomen bij belanghebbende hebben geleid. Belanghebbende heeft zich in dat opzicht dus geen financieel offer hoeven te getroosten. De door hem aan zijn studie bestede verlofuren, uitgedrukt in de tegenwaarde van zijn totale uurloon over die uren, kunnen daarom niet onder de uitgaven als hiervoor onder 3. vermeld worden gerangschikt. Van op belanghebbende drukkende uitgaven in dat verband is immers geen sprake geweest. 5. Belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, maakt het tegendeel niet aannemelijk. De omstandigheid, dat belanghebbende een deel van zijn verlofuren heeft aangewend voor het bijwonen van lessen/colleges als gevolg waarvan hij dit deel niet op andere wijze heeft kunnen besteden, kan op zichzelf niet leiden tot de door hem gewenste aftrek. 6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 14 maart 2000 door mr N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener) N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 maart 2000