
Jurisprudentie
AA6359
Datum uitspraak2000-05-15
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199900879/1.
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199900879/1.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gelet op mogelijkheid van ander oordeel in heroverweging over welstandsaspecten ten onrechte rechtsgevolgen in stand gelaten.
Bouwvergunning verleend voor zes lichtmasten. Rb. heeft beslissing op bezwaar vernietigd wegens strijd met zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zijn in stand gelaten omdat een nieuwe heroverweging van het bezwaar vanwege het imperatieve karakter van art. 44 Woningwet niet kan leiden tot intrekking van de bouwvergunning.
Niet uitgesloten moet worden geacht dat B&W bij het opnieuw beslissen op het bezwaarschrift tot een ander oordeel zouden komen over de welstandsaspecten van het bouwplan. Dit moet te minder uitgesloten worden geacht nu het welstandsadvies niets meer behelst dan de frase “Lichtmast akkoord”, terwijl in het door appellanten in hoger beroep overgelegde advies van architect Y wordt gesteld dat een negatief welstandsadvies passend zou zijn geweest. Ten onrechte de rechtsgevolgen in stand gelaten.
burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerders
mrs. W.M.G. Eekhof-de Vries, A. Kosto, J.H. Grosheide
Uitspraak
Raad van State
199900879/1.
Datum uitspraak: 15 MEI 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A en B te C,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 17 mei 1999 in het geding tussen: appellanten en burgemeester en wethouders van Rijswijk.
1 Procesverloop
Bij besluit van 16 september 1997 hebben burgemeester en wethouders van Rijswijk (hierna: burgemeester en wethouders) aan de K.R.S.V. Vredenburch bouwvergunning verleend voor het oprichten van zes lichtmasten rond een sportterrein aan de Van Vredenburchweg 70 te Rijswijk.
Bij besluit van 14 juli 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellanten ingediende bezwaarschrift ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 mei 1999, verzonden op 21 mei 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door appellanten tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 1 juli 1999, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 juli 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 november 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2000, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr F.J. de Vries, advocaat te Den Haag, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door H.G.J. Wijten en E. Prins, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op grond van de in bezwaar gehandhaafde bouwvergunning mogen rond het sportterrein aan de Van Vredenburchweg 74 te Rijswijk zes lichtmasten worden geplaatst. Eén van de iichtmasten is gesitueerd pal voor en op een afstand van circa zes meter van twee ramen van de woning van appellanten.
2.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beslissing op bezwaar vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat een nieuwe heroverweging van het bezwaar vanwege het imperatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet niet kan leiden tot het intrekken van de bouwvergunning.
2.3. Appellanten hebben betoogd dat de rechtbank de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar ten onrechte in stand heeft gelaten vanwege het gebonden karakter van de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning. Daartoe hebben zij onder meer aangevoerd dat zij in de bezwaarfase in wezen hebben betoogd dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en dat burgemeester en wethouders zich daarover bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar een oordeel zouden moeten vormen. Dit heeft de rechtbank miskend, aldus appellanten.
2.4. Dit betoog treft doel. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet, voorzover hier van belang, mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De in het bezwaarschrift door appellanten opgeworpen bezwaren tegen de plaatsing van één lichtmast juist voor enkele ramen van hun woning, moeten dan ook worden opgevat als stelling dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Aangezien in de bezwaarfase op de grondslag van het bezwaarschrift een heroverweging van het primaire besluit dient plaats te vinden, moet niet uitgesloten worden geacht dat burgemeester en wethouders bij het opnieuw beslissen op het bezwaarschrift tot een ander oordeel zouden komen over de welstandsaspecten van het bouwplan. Dit moet te minder uitgesloten worden geacht, nu het op 25 augustus 1997 uitgebrachte welstandsadvies niets meer behelst dan de frase "Lichtmast akkoord", terwijl in het door appellanten in hoger beroep overgelegde advies van architect ir. S. van der Knoop van 16 februari 2000 wordt gesteld dat een negatief welstandsadvies passend zou zijn geweest. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar ten onrechte in stand gelaten.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voorzover daarin is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 14 juli 1998 in stand blijven. Burgemeester en wethouders dienen een nieuw besluit te nemen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.6. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. In het bedrag is een vergoeding opgenomen voor het door ir. S. van der Knoop opgestelde advies. Geen vergoeding is toegekend voor het in opdracht van appellanten opgestelde taxatierapport, aangezien een eventuele waardevermindering van de woning van appellanten niet relevant is voor de beoordeling van dit geding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 17 mei 1999, 9816536 BOUWB, voorzover daarin is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van burgemeester en wethouders van 14 juli 1998 in stand blijven;
III. draagt burgemeester en wethouders van Rijswijk op binnen acht weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Rijswijk in de door appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.848,00, waarvan een gedeelte groot f 1.420,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Rijswijk te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de gemeente Rijswijk aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (f 340,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr. A. Kosto en mr. J.H. Grosheide, Leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. W.P. van der Haak, ambtenaar van Staat.
w.g. Eekhof-De Vries w.g. Van der Haak
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 MEI 2000
60-250.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,