Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6396

Datum uitspraak2000-03-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/2165
Statusgepubliceerd


Uitspraak

MN Gerechtshof Arnhem achtste enkelvoudige belastingkamer nr. 98/2165 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z inspecteur : het hoofd van de eenheid Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 13 april 1998 naheffingsaanslagnummer : *Y8 dagtekening aanslagbiljet : 6 februari 1998 soort belasting : motorrijtuigenbelasting datum controle : 22 juli 1997 tijdvak : 13 september 1996 tot en met 12 september 1997 mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 16 maart 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Nuboer als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Inspecteur waarbij niet verschenen : belanghebbende hoewel opgeroepen bij aangetekende brief van 9 februari 2000, welke is verzonden aan het in het beroepschrift opgegeven adres. gronden: 1. Motorrijtuigenbelasting is verschuldigd ter zake van het houden van een motorrijtuig. De belasting moet worden voldaan door degene die bij de aanvang van het tijdvak van drie maanden houder van het motorrijtuig is. 2. Als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het kenteken is gesteld in het op grond van de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. 3. Belanghebbende staat van 4 april 1995 tot en met 12 september 1997 als houder van het motorrijtuig met kenteken *aa-bb-11, brandstof benzine, ingeschreven in het kentekenregister. De datum van het kentekenbewijs deel I is 4 april 1995. 4. Ingevolge artikel 22, lid 1, onderdeel a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) wordt voor de toepassing van de tariefbepalingen uitgegaan van het motorrijtuig zoals het is ingericht bij de aanvang van het tijdvak. Een motorrijtuig is ingericht met een gasinstallatie indien daarin belangrijke onderdelen van een gasinstallatie aanwezig zijn. Deze installatie behoeft niet in bruikbare staat te verkeren, doch essentiële onderdelen mogen daaraan niet ontbreken. 5. Blijkens door de Inspecteur overgelegde stukken is op 16 januari 1997 in Raamsdonkveer, bij de *A pomp, door middel van een visuele constatering door een ambtenaar van de Controle Unit Tilburg vastgesteld dat met het motorrijtuig met kenteken *aa-bb-11, merk Ford Scorpio en kleur bruin gas/LPG getankt werd alsmede dat op 15 juli 1997 om 13.27 uur het betreffende motorrijtuig waargenomen op de Rijksweg A59 ter hoogte van Oosterhout, waarbij werd opgemerkt dat deze voorzien was van een gasvuldop. 6. Naar aanleiding van de visuele controle van 16 januari 1997 is er op 22 juli 1997 een nader onderzoek ingesteld door een van de ambtenaren van het CBM. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een handgeschreven notitie die onder meer vermeldt: "AVONDKLANT 22/7'97 13.15 aangetroffen (onleesbaar) 60 liter LPG tank vuldoprechteronderzijde bump verdamp G/B schakelaar" 7. Belanghebbende stelt onder meer, dat: - hij eens gas heeft getankt, op verzoek van degene die de installatie zou inbouwen, opdat hij na het installeren van de installatie zou kunnen zien of deze juist geïnstalleerd was en enkele instellingen zou kunnen beproeven; - op het moment van controle enkel een gastank en de daarbij behorende buitenvulling was geïnstalleerd en dat verdere delen als een vergasser, leidingen en verdeelstukken op de carburateur niet aanwezig waren; - hij de controlemedewerker heeft gevraagd mee te gaan kijken of de vorengenoemde onderdelen aanwezig waren, doch dit werd geweigerd met de mededeling dat voldoende was dat er een gastank in de kofferbak lag; - hij met de auto niet op gas heeft gereden, hetgeen ook niet mogelijk was; Ter zitting heeft hij daaraan, onder meer, toegevoegd: eind 1996 ben ik, in verband met het mogelijk aanvaarden van een dienstbetrekking, begonnen met de inbouw van een gasinstallatie. Daarmee ben ik gestopt omdat enige onderdelen op mijn auto niet toepasbaar waren. De dienstbetrekking ging niet door en ik bleef in de WAO; in mei/juni ben ik met behulp van een monteur die dat in de avonduren zou doen, weer begonnen met de inbouw. Met die inbouw waren we bezig toen ik controle kreeg. De inbouw was niet afgewerkt omdat bepaalde onderdelen er nog niet waren. Deze lagen los in de kofferbak; de controlemedewerker heeft niet onder de auto of onder de motorkap gekeken naar de aanwezigheid van leidingen of aansluitingen. 8. Op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan, indien blijkt dat te weinig belasting op aangifte is voldaan, de te weinig geheven belasting door de inspecteur worden nageheven. De bewijslast dat te weinig belasting is voldaan berust op de inspecteur. 9. De inspecteur maakt, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk dat op de controledatum het motorrijtuig bestemd was om te worden aangedreven door een kracht die niet uitsluitend wordt ontleend aan benzine of dieselolie. Met name maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de daarvoor essentiële onderdelen die, naar belanghebbende heeft erkend, wel aanwezig waren zodanig op de controledatum waren samengevoegd en met het motorrijtuig van belanghebbende waren verbonden dat moet worden geoordeeld dat het motorrijtuig was bestemd om te worden aangedreven als hiervoor bedoeld. 10. Ten overvloede: De inspecteur heeft nageheven over het tijdvak van 13 september 1996 tot en met 12 september 1997. Gelet op het gestelde onder 3. hiervoor en het bepaalde in artikel 33, lid 2 van de Wet is de aanslag op een te hoog bedrag vastgesteld nu het tijdvak van naheffing niet eerder dan op 4 oktober 1996 aanvangt. 13. Belanghebbendes beroep is gegrond. proceskosten: Het hof stelt belanghebbendes beroepskosten, in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures in goede justitie vast op ¦ 100,- voor reis- en verblijfskosten. beslissing: Het gerechtshof: - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - vernietigt de naheffingsaanslag; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 100,- te vergoeden door de Staat der Nederlanden; - gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 80,- te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2000 te Arnhem door mr. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (M.M. Nuboer) (J.P.M. Kooijmans) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 maart 2000 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.