Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6536

Datum uitspraak2000-03-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/02331
Statusgepubliceerd


Uitspraak

IV Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/02331 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV te : Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 29 april 1998 naheffingsaanslagnummer : Y8 dagtekening aanslagbiljet : 6 februari 1998 soort belasting : motorrijtuigenbelasting controledatum : 8 september 1997 tijdvak : 9 september 1996 tot en met 8 september 1997 mondelinge behandeling : op 15 maart 2000 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de Inspecteur gronden: 1. Belanghebbende staat in het kentekenregister sedert 5 augustus 1992 als houdster van het handelaarskenteken aa-11-00 ingeschreven. 2. Op 8 september 1997 is ambtelijk geconstateerd dat in Marssum, gebruik van de weg werd gemaakt met een personenauto van het merk Peugeot, type 406, kleur rood. Het motorrijtuig dat werd bestuurd door A, wonende te Q, was voorzien van het handelaarskenteken aa-11-00. Het motorrijtuig behoorde ten tijde van de controle tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende. 3. Bij staandehouding op voormelde controledatum verklaarde de bestuurder: " Ik heb tijdens de proefrit mijn zoontje opgehaald." 4. Ter zitting verklaart belanghebbende dat hij na de proefrit met een cliënt, op de terugweg van Q naar Z zijn zoontje heeft opgehaald. 5. Belanghebbende stelt in zijn beroepschrift dat het motorrijtuig alleen bedrijfsmatig werd gebruikt. 6. Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig van de weg gebruik wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie dat kenteken is opgegeven. Dit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet), in verbinding met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, en artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 44, vierde lid, van het kentekenreglement. 7. De Inspecteur maakt met hetgeen hij aanvoert, aannemelijk dat belanghebbende ten tijde van de controle met betrekking tot het onderhavige motorrijtuig niet voldeed aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de toepassing van de zogenaamde handelaars-kentekenregeling. Een rit die mede wordt benut voor het ophalen van een zoontje, valt niet onder het onder 6 bedoelde gebruik. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet aan dit oordeel niet af. Ook hetgeen de Inspecteur overigens aanvoert is juist. 6. Gelet op het voorgaande heeft de Inspecteur terecht met toepassing van artikel 69 van de Wet de na te heffen belasting berekend over twaalf maanden. 7. Op grond van artikel 70 in verbinding met artikel 37 van de Wet wordt de nageheven belasting verhoogd met honderd percent. 8. De Inspecteur heeft, gelet op het vorenstaande, terecht geen kwijtschelding van de verhoging verleend. Hetgeen belanghebbende aanvoert, doet aan deze oordelen niet af. 9. Belanghebbendes beroep is ongegrond. proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2000 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 april 2000 Het is mogelijk dat de mondelinge uitspraak wordt vervangen door een schriftelijke. Ieder van de partijen kan daar het gerechtshof om verzoeken binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak. Van de verzoeker wordt een griffierecht van ¦ 150 geheven. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open.