Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6617

Datum uitspraak2000-04-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/896
Statusgepubliceerd


Uitspraak

MN Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/896 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 26 januari 1998 naheffingsaanslagnummer : 1.Y7 dagtekening aanslagbiljet : 21 november 1997 soort belasting : motorrijtuigenbelasting datum controle : 9 juli 1997 tijdvak : 16 november 1996 tot en met 15 augustus 1997 mondelinge behandeling : op 4 april 2000 te Arnhem waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Inspecteur gronden: 1. Motorrijtuigenbelasting is verschuldigd ter zake van het houden van een motorrijtuig. De belasting moet worden voldaan door degene die bij de aanvang van het tijdvak van drie maanden houder van het motorrijtuig is. 2. Belanghebbende staat, naar de inspecteur stelt en het Hof aannemelijk acht, sedert 30 mei 1996 én bij de aanvang van het tijdvak waarover de belasting is nageheven als houder van het motorrijtuig met kenteken aa-11-bb ingeschreven in het kentekenregister. 3. Het motorrijtuig stond als geschorst geregistreerd sinds 14 november 1996. 4. Op 9 juli 1997 om 13.45 uur is bij een visuele controle door een ambtenaar van de Regiopolitie Heerenveen geconstateerd dat te Heerenveen op de Nijelaene gebruik van de weg werd gemaakt met een motorrijtuig, merk Renault, type 21 TL, kenteken aa-11-bb, kleur grijs, tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994. Ter zake van de controle heeft de Inspecteur een op ambtseed opgemaakte verklaring overgelegd van A, ambtenaar van de Regiopolitie Heerenveen, alsmede een aanvullende ambtsedige verklaring van dezelfde ambtenaar van 15 oktober 1998. 5. Belanghebbende stelt: - dat hij op het door de Inspecteur gestelde tijdstip niet in Heerenveen geweest kan zijn, daar hij op 9 juli 1997 in het Academisch Ziekenhuis te Q een ECG-onderzoek onderging; - dat het niet of nauwelijks mogelijk is om, gelet op zijn verblijf in het Academisch Ziekenhuis, op het door de Inspecteur genoemde tijdstip in Heerenveen te zijn; - dat hij met de trein van Z naar Q en terug is gereisd; - dat de auto vanaf oktober 1996 gestald was in een autobox, waarvoor hij maandelijks huur betaalt; - dat hij aan niemand toestemming heeft gegeven zijn auto te gebruiken danwel de kentekenplaten te lenen; - dat hem niet is gebleken dat de autobox is opengebroken; - dat hij ongehuwd is en bij zijn moeder woont; - dat zijn moeder noch iemand anders in zijn auto rijdt; - dat wellicht iemand anders met dezelfde kentekenplaten heeft gereden, daar het heel eenvoudig is om aan nieuwe kentekenplaten te komen; - dat zijn auto blauw van kleur is; - dat hij in 1999 een bekeuring heeft ontvangen omdat met een motorrijtuig met een kenteken aa-11-bb 140 km per uur zou zijn gereden; tegen deze beschikking loopt een bezwaarprocedure bij de Officier van Justitie. Van de afspraak in het Academisch Ziekenhuis en van het betalen van huur voor de autobox heeft belanghebbende bewijsstukken overgelegd. 6. De Inspecteur heeft aangevoerd dat de visuele controle het vermoeden oproept dat met het motorrijtuig op genoemd tijdstip de weg is gebruikt. 7. Gelet op hetgeen door belanghebbende is aangevoerd, brengt de afweging van de feiten en omstandigheden die in een geval als hier aan de orde moet worden gemaakt het Hof tot het oordeel dat het door de Inspecteur gestelde vermoeden door belanghebbende in voldoende mate is ontzenuwd. 8. Het beroep van belanghebbende is derhalve gegrond. proceskosten: Het Hof berekent de vergoeding voor belanghebbendes proceskosten in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures op 1,5 (beroepschrift en conclusie van repliek) x ¦ 710,00 x 1 (gewicht van de zaak) + ¦ 80,00 (reis- en verblijfkosten). Tezamen (¦ 1.065,00 + ¦ 80,00) = ¦ 1.145,00. beslissing: Het Gerechtshof: - vernietigt de uitspraak alsmede de naheffingsaanslag; - veroordeelt de Inspecteur voor een bedrag van ¦ 1.145,00 in belanghebbendes proceskosten, te vergoeden door de Staat der Nederlanden; - gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door deze voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van ¦ 80,00 te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2000 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 april 2000 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd.